tijdvakicoon Grieken en RomeinenRomeinen

Romeinse maaltijd

Romeinse maaltijd

Lang voor de Romeinen naar ons land kwamen, woonden ze in een kleine staat rond de stad Rome. Vanaf 500 voor Christus begonnen de Romeinen met gebiedsuitbreiding. Als eerste namen ze andere delen van Italië in. Daarna trokken ze verder en kwamen rond 12 voor Christus in Nederland terecht. Dit gebeurde onder leiding van keizer Augustus. De informatie hieronder gaat vooral over de Romeinse tijd in ons land.

Romeinen in ons land

Rond 12 voor Christus trokken de Romeinen ons land binnen. De stammen die hier woonden, onder andere de Bataven en de Friezen, boden lange tijd verzet tegen de Romeinen. Uiteindelijk lukte het de Romeinen om het zuiden van ons land te bezetten. Daar woonden de Bataven. De stammen in het noorden van ons land, waaronder de Friezen, kregen zij er maar niet onder. De Romeinse legers kozen daarom de Rijn als grens. Die grens liep dus dwars door ons land. De Romeinen kozen een rivier als grens omdat ze dan de vijand goed zagen aan komen en konden tegenhouden. De Bataven waren vaak boer. Ze leefden van landbouw en veeteelt en zorgden voor hun eigen voedsel. Soms verkochten ze hun producten ook aan de Romeinen. Toen de Romeinen kwamen, mochten de boeren hun eigen gang blijven gaan. Alleen moesten ze wel belasting betalen en soldaten leveren aan de Romeinen.

Ruilhandel

Romeinse munt

Romeinse munt

De mensen betaalden elkaar met goederen. Eigenlijk ruilden ze dus. We noemen dat ruilhandel. Wilde je een koe kopen, dan moest je daar bijvoorbeeld twee of drie varkens voor geven. Zo betaalden de mensen ook belasting aan de Romeinen, bijvoorbeeld met koeienhuiden, vis of kaas. Van de Romeinen leerden de Bataven dat er ook met geld kon worden betaald. Er waren verschillende munten: een koperen munt: een as, een zilveren munt: een denarius, en een munt van goud: een aureus. Op veel munten stond de kop van de Romeinse keizer.

Wegen

Heerwegen

Heerwegen

Toen de Romeinen kwamen veranderde er veel in Nederland. Eén van de eerste veranderingen waren de heerwegen. Heer betekent leger. Vanuit Rome hebben de Romeinen wegen aangelegd. Die liepen naar alle landen van het Romeinse Rijk. Over deze wegen konden Romeinse soldaten snel overal komen met hun wagens. Ook gewone reizigers en handelaren maakten gebruik van deze wegen. Gewone reizigers moesten onderweg wel oppassen voor struikrovers. Daarom reisden ze het liefst in kleine groepen of met een groep soldaten. De heerwegen waren heel breed en belegd met platte stenen of met grind. Langs de wegen stonden mijlpalen. Daarop kon je zien hoe ver het nog was naar de volgende stad.

Het Castellum

Castellum

Castellum

Romeinse soldaten

De Romeinen hadden een groot leger. Het leger was opgebouwd uit groepen. De grootste groep was een legioen van 6000 soldaten. De Romeinen hadden ook een leger van hulptroepen. Dat bestond uit soldaten die niet Romeins waren. Een soldaat die in dienst ging van de hulptroepen, moest 25 jaar dienen. Daarna kreeg hij dezelfde rechten als een Romein. Vijandelijke stammen probeerden regelmatig het Romeinse Rijk aan te vallen. Daarom bouwden de Romeinen langs de grenzen legerkampen. Zo'n kamp noemen we een castellum. Hier woonden de soldaten. Zij hielden daar de grens goed in de gaten.

Waterleiding en verwarming

Aan de Romeinen danken we een aantal uitvindingen, bijvoorbeeld de waterleiding. Water van heldere beekjes in de bergen of heuvels werd naar de huizen in de steden geleid. Dit kon met behulp van aquaducten. In een soort goot boven op het aquaduct stroomde het water van de bergen naar de stad. Een andere uitvinding van de Romeinen was de centrale vloerverwarming. Het vuur verwarmde de lucht onder de vloer en de lucht die door holle stenen van de muren stroomde.

Huwelijk

Meisjes van 14 jaar waren volwassen. Bij jongens gebeurde dat als ze ongeveer 16 of 18 jaar waren. Meisjes werden in die tijd uitgehuwelijkt. De vader koos een man voor hen. Als ze dan trouwden ging het meisje bij de familie en in het huis van haar man wonen. Zij kreeg ook de naam van haar man. Na het feest werd zij door de bruidegom over de drempel gedragen, want als ze zelf zou struikelen dan zou dat ongeluk brengen.

Namen

Als er een kind was geboren dan vond er na acht dagen een plechtigheid plaats. Het kind werd voor de vader op de grond gelegd. Hij mocht dan zeggen of hij het kind wilde of niet en gaf het kind daarna een voornaam. Meisjes kregen de achternaam van hun vader als voornaam. Waren er meer meisjes, dan kregen ze er een tweede naam bij. De dochter van Marcus Junius kreeg de naam Junia: dus de achternaam werd gebruikt met een a erbij.

Romeinse maaltijd

Romeinse maaltijd

Romeinse maaltijd

Bij de maaltijd lagen de Romeinen op hun zij op aanligbedden. Bij het eten gebruikten ze wijn. Meestal deden ze water in de wijn. Het eten werd opgediend in eetkommetjes en schalen. Vorken gebruikten ze niet. Ze aten met hun vingers. Die veegden ze later af aan het tafellaken of aan het haar van de slaven.

Onderwijs

Wastafeltje Romeinen

Hier schreven de Romeinen op

Kinderen van de Romeinen gingen ook al naar school. In de stad waren kleine schooltjes voor iedereen, maar de rijke Romeinen hadden meestal een slaaf in dienst die les gaf. Leraren waren vaak geleerde slaven uit Griekenland. Tot hun twaalfde jaar kregen de kinderen basisonderwijs. Zij kregen les in lezen, schrijven en rekenen. Na de basisschool kregen de kinderen les in lezen, muziek, wiskunde en het houden van toespraken. Ook werd veel gedaan aan gymnastiek en sport. Je had zelfs een speciale sportschool: het Gymnasium. Vooral belangrijk voor jongens, want die moesten later sterk en handig zijn als ze in het leger gingen.

De stad

Romeinse mijlpaal

Mijlpaal

Op sommige plaatsen in ons land zijn in de Romeinse tijd steden gebouwd. Vaak vlak bij een legerkamp of op een kruispunt van wegen. Daar kwamen veel mensen en kon je dus goed je spullen te koop aanbieden. Handelaren kregen het idee om daar ook hun huis te bouwen. Zo kwamen er steeds meer huizen bij. Voor veel steden die werden gebouwd, was de hoofdstad Rome het grote voorbeeld. Maar zo mooi en groot als Rome, zouden onze steden nooit worden. Eigenlijk waren het maar kleine plaatsen.

Forum

Still Romeinen in ons land

Still Romeinen in ons land

Een belangrijke plek in de stad was het Forum, het stadsplein. Daar stonden belangrijke gebouwen. Op het Forum werd ook de markt gehouden en kwamen de mensen bij elkaar als er iets te vieren was. Rond het Forum had je allerlei winkels: de winkel van de pottenbakker, de smid en de bakker. Vaak zaten dezelfde soort winkels in dezelfde straat bij elkaar. Daarom kregen die straten later ook de naam van winkels die er waren, bijvoorbeeld de Bakkerssteeg, of de Slagerspoort.

Het einde van het Romeinse Rijk

Romeinse Rijk

Romeinse Rijk

De Romeinen hebben tot 406 na Christus over ons land geregeerd. In die tijd kwamen grote volksstammen, zoals de Franken en de Saksen, onze grenzen over. De Romeinen konden ze niet tegenhouden. Ze trokken hun troepen uit Nederland terug. Dat was het einde van het Romeinse tijdperk.

HOOFDSTUK 2

Romeinen in ons land

Romeinse soldaat

Romeinse soldaat

De Romeinen kwamen uit Rome, dat is de hoofdstad van Italië. Zij veroverden 2000 jaar geleden vele landen. Hierdoor ontstond een groot Romeins Rijk. Ook een groot deel van Nederland hoorde bij het Romeinse Rijk.Toen de Romeinen ons land veroverden, leefden hier de Germanen. De meeste Germanen waren boeren. Ze woonden in houten boerderijen met rieten daken.

De noordgrens

Romeinse Rijk

Romeinse Rijk

Het lukte de Romeinse soldaten niet om héél Nederland te veroveren. Daarvoor waren de Germanen in het noorden te sterk. De Romeinen konden hen niet de baas worden. De rivier de Rijn werd in 12 voor Christus de noordgrens van het Romeinse Rijk. De Romeinse soldaten bewaakten die grens heel goed. Langs de oevers van de Rijn bouwden ze op verschillende plekken forten. Castellum noemden de Romeinen zo´n fort.

Castellum

Castellum

Castellum

Een castellum was vierkant van vorm. Het had een wal van aarde en hout eromheen. Daaromheen lag weer een gracht. Op de hoeken van de wal stonden wachttorens en er waren vier poorten. In het midden van het castellum stond het hoofdgebouw. Daarnaast stond de woning van de commandant. De soldaten sliepen in langgerekte barakken dicht op elkaar.

Verder waren er werkplaatsen en een veldhospitaal. Als de soldaten paarden hadden dan waren er ook stallen. Er was geen kok voor de soldaten. Ze maakten in kleine groepen zelf hun eten klaar. In een klein castellum woonden 500 tot 600 soldaten en in een groot castellum wel 5000 tot 6000 soldaten.

Romeinse soldaten

Romeinse soldaat

Romeinse soldaat

Het Romeinse leger bestond uit soldaten en officieren. De soldaten waren goed bewapend en konden goed vechten. Daarom is het Romeinse Rijk ook zo groot geworden. Een Romeinse soldaat droeg een borstharnas, helm en sandalen. Hij had een kort zwaard, werpsperen en een dik leren schild. Onder de sandalen zaten ijzeren noppen. Daar kon hij honderden kilometers mee lopen!

Als de soldaten niet vochten en geen oefeningen hadden, waren ze aan het bouwen. Ze legden wegen, dijken, bruggen en kanalen aan. Voor de komst van de Romeinen waren er in ons land alleen maar smalle kronkelpaadjes van zand. De wegen die de Romeinen aanlegden waren recht en van keien. Hierdoor kon het Romeinse leger zich snel verplaatsen. Alle uithoeken van het Romeinse Rijk waren goed bereikbaar.

Germaanse soldaten

Romeinse soldaten

Een Romeinse soldaat had best een goed leven. Hij werd goed verzorgd. Daarom wilden zelfs Germanen voor de Romeinse keizer vechten. Heel wat jonge Germanen meldden zich aan bij de hulptroepen van de Romeinen. Bij de noordgrens in Nederland zaten er op den duur meer Germanen dan Romeinen in het Romeinse leger. Hun diensttijd duurde vijfentwintig jaar. Daarna kregen de Germanen een militair diploma. Daarin stond dat ze het Romeinse burgerrecht kregen. Ze waren dan Romeinse burgers geworden.

Een badhuis

Romeinse wachttoren aan de Limes

wachttoren aan de Limes

De Romeinen hebben in Nederland veel gebouwd. Toch is er maar weinig van teruggevonden. Dat komt omdat ze hier vooral met hout bouwden. Maar helemaal in het zuiden in Heerlen vinden we nog een ruïne van een stenen gebouw dat de Romeinen ongeveer 100 na Christus hebben gebouwd. Het zijn de overblijfselen van een badhuis. Daar gingen de Romeinen naar toe om zich te wassen.

Een badhuis had ruimten met koud, lauw en warm water en kleedkamers. Het had een verhoogde vloer op lage pilaren. Onder de vloer zaten ruimten waar vuur werd gestookt. De hete lucht uit de stookruimten kon onder de vloer door stromen en verwarmde het water en de verschillende ruimten. Op veel plekken moesten de baders op houten sandalen lopen om hun voeten niet te branden!

Val van Rome

Omstreeks 250 na Christus drongen verschillende Germaanse stammen het Romeinse Rijk binnen. Ze zochten nieuwe gebieden om te wonen en ze gingen tegelijkertijd op rooftocht. Er was in het Romeinse Rijk namelijk veel meer rijkdom dan in hun eigen gebied. Rond 400 na Christus werden de Romeinse soldaten langs de Rijn door de keizer teruggeroepen. Ze moesten Italië zelf gaan verdedigen.

Maar ook dat lukte niet. De Germanen trokken het hele rijk door. Ze plunderden zelfs het eens zo machtige Rome. Met de macht van de Romeinen was het toen gedaan! Een nieuwe periode in de geschiedenis brak aan: de Middeleeuwen. Maar overal hebben de Romeinen hun sporen achtergelaten. We zijn nog steeds onder de indruk van wat ze allemaal konden.

HOOFDSTUK 3

In het oude Rome

De stad Rome is héél oud. De stad bestaat al meer dan tweeduizend jaar. Rome was de hoofdstad van het grote Romeinse rijk. De mensen die toen naar Rome kwamen, keken hun ogen uit. Dat doen de mensen van nu nog steeds.

Jammer genoeg zijn de meeste gebouwen vergaan. Van sommige gebouwen zie je nog alleen een paar muren of een stuk pilaar. Toch kun je door deze ruïnes voorstellen hoe bijzonder Rome er tweeduizendjaar geleden moet hebben uitgezien!

Het grote Romeinse rijk

Rome

Rome

Rome ligt in het land Italië. De stad is gebouwd op zeven heuvels. Dwars door de stad loopt de rivier de Tiber. De oude bewoners voerden oorlogen met de stammen die in de buurt van de stad woonden. Zo veroverden ze steeds meer gebieden en werden ze steeds machtiger. Heel Italië werd Romeins.

Later veroverden de Romeinen ook Spanje en Griekenland, daarna alle landen rondom de Middellandse Zee, Frankrijk, Engeland en de helft van Nederland. Al deze landen werden provincies van het grote Romeinse rijk.

De Romeinse soldaten waren goed getraind en waren erg dapper. Ze hadden het goed in het leger. De soldaten waren heel belangrijk voor het Romeinse Rijk. Ze moesten duizenden kilometers grens bewaken en ervoor zorgen dat vijandige stammen het Romeinse rijk niet konden binnenkomen. De Romeinen zorgden dat er vrede was in het hele rijk.

Wonen in een Romeinse flat

Romeinse Flat

Er woonden heel veel mensen in Rome. Wel een miljoen! Het verschil tussen arme en rijke mensen in Rome was erg groot. De meeste mensen waren arm. Zij leefden in woonblokken van enkele verdiepingen hoog. Soms hadden de woonblokken wel 10 etages! In de tijd van de Romeinen had je dus ook al flats.

Deze flats werden snel en goedkoop gebouwd. De grond was duur. Daarom bouwden ze de huizen zo hoog mogelijk. De muren waren van baksteen en de vloeren van planken. Één familie huurde flat. Maar soms was de huur zo hoog dat ze sommige kamers door verhuurden aan andere families. Zo woonden er soms wel heel veel mensen in één flat.
Het gebeurde wel eens dat die woonblokken al die verdiepingen niet konden dragen. Dan storte zo'n woongebouw met met veel gedonder en geraas in elkaar.

Uit het hele rijk

De boerderijen uit de buurt van Rome hadden niet genoeg voedsel voor al die mensen in Rome. Daarom moest er voedsel uit het hele rijk komen. Graan om brood mee te bakken kwam bijvoorbeeld uit Noord-Afrika.
Maar ook andere spulletjes dan voedsel werden naar Rome gehaald. Uit Griekenland en Turkije kwam marmer, honing, olijfolie en potten. Tin en lood namen de Romeinen mee uit Brittanië. En tot slot wijn en paarden uit Spanje.
De spullen werden per schip, maar ook met paard en wagen naar Rome vervoerd. Daar werd het verkocht in de winkeltjes. In elke straat vond je er wel een paar. Meestal op de begane grond van de woonblokken.

Stadsbronnen en thermen

animatie van de thermen In Heerlen

Stromend water was er niet in de flats. Dat moest je beneden gaan halen bij een bron of fontein. Stel je voor dat je op de bovenste verdieping woonde: dan moest je met je emmer water al die trappen weer op! En als je naar de wc wilde, moest je al die trappen weer af. De meeste huizen in Rome hadden namelijk geen eigen wc.
Je ging naar een openbare wc, ergens op straat. Dat waren stenen banken met gaten erin. Je kon er wel met twintig mensen tegelijk zitten. Samen naar de wc gaan, vonden de Romeinen heel gewoon. Het was er erg gezellig: lekker praten met je buurman of buurvrouw. Met de vieze lucht viel het waarschijnlijk wel mee: er stroomde altijd vers water onder de wc door. Alles spoelde meteen weg. De Romeinen hadden thuis ook geen douche of bad. Ze gingen een paar keer per week naar een badhuis. Die badhuizen worden thermen genoemd. Die zagen er vaak prachtig uit. Hier werd je weer lekker fris en schoon.

Het Coloseum

Het Colosseum

Het Colosseum

De Romeinen behoren tot de beste bouwers uit de geschiedenis. Het mooiste en opvallendste gebouw van Rome was het kolossaal grote Colosseum. Het stak boven alle huizen uit. Het was eigenlijk een soort stenen kuip, met hoge tribunes. Er konden 50.000 mensen in. Ze kwamen er om te kijken naar worstelwedstrijden en gladiatorengevechten, dierengevechten of gevechten tussen mensen en dieren.
Heel bijzonder was het als het Colosseum gedeeltelijk onder water werd gezet. Zo kon je op de tribune kijken naar een heuse zeeslag!

'Geef ons spelen, geef ons brood'

Gladiator

Gladiator

De wedstrijden werden betaald door rijke Romeinen die aan de macht wilde komen. Of juist aan de macht wilde blijven. Dan mocht iedereen gratis komen. Dat deden de machthebbers bijvoorbeeld als er onrust was in de stad. Als de mensen ontevreden waren over hun bestuurders. Maar bijvoorbeeld ook als er honger was of de mensen zich verveelden. Dan werd er spelen gehouden en brood uitgedeeld. Vaak werd het dan weer rustig in de stad omdat de mensen  iets anders hadden om over te praten. Dat was precies wat de machthebbers wilden. Als het volk maar rustig was en zij aan de macht konden blijven

Goden

Het Pantheon

Het Pantheon

De Romeinen geloofden niet in één god, maar in meerdere goden. Jupiter, Mars en Venus waren de belangrijkste. Ze dachten dat de goden invloed hadden op hun leven en op de natuur. Daarom deden ze er alles aan om de goden tevreden te houden. Voor elke god was er wel een tempel. Zo'n tempel had pilaren van marmer en bovenop zat een driehoek.

Er stonden heel veel tempels in Rome. Er was zelfs een speciale tempel gebouwd waarin je alle goden kon vereren: het Pantheon. Dit gebouw kun je nu nog bekijken! Het Pantheon heeft pilaren en een driehoek en bovenop zit een grote koepel als dak. In het midden van die koepel zit een gat. Het licht dat daar doorheen komt is prachtig.

Het einde van het Romeinse rijk

Zo'n 1500 jaar geleden kregen de Romeinen het steeds moeilijker. Oorlogszuchtige stammen drongen het rijk binnen op zoek naar rijkdom. De Romeinse soldaten konden de grenzen van het grote Romeinse rijk niet langer verdedigen. Zelfs Rome werd door vreemde volken aangevallen. En langzaam maar zeker, storte het Romeinse rijk in.
Nu is het 1500 jaar later en Rome is niet meer de hoofdstad van het Romeinse rijk, maar van Italië.

Wist je dat?

Romulus en Remus

Romulus en Remus

Volgens een oud verhaal, werd de stad Rome gesticht door Romulus. Romulus had een tweelingbroer Remus. Zij waren de zonen van de god Mars. Hij was de god van de oorlog. De jongens waren bij hun geboorte in een mandje aan de oever van de rivier de Tiber gelegd. Daar vond een wolvin ze. Ze bracht de tweeling samen met haar eigen jongen groot. Later doodde Romulus zijn broer Remus in een gevecht. Romulus werd de eerste echte koning van Rome en de stad kreeg zijn naam. Zo'n oud verhaal, waarvan we niet zeker weten of het wel waargebeurd is, noemen we een mythe of legende.

Hoofdstuk 4

De Oude Grieken

Het land Griekenland ligt in het zuidoosten van Europa. Het bestaat uit een groot stuk vastland en een heleboel kleine eilandjes. Hier begon de eerste grote beschaving in Europa. Zo'n 4000 jaar geleden.

Goden

Zeus

Zeus

In de tijd van de Oude Grieken kan de natuur flink tekeer gaan. Er zijn vulkaanuitbarstingen, stormen, onweer en bliksem. Daar zijn de Oude Grieken erg bang voor. Want ze begrijpen niets van deze natuurverschijnselen. Volgens hen zijn die het werk van goden.
De Oude Grieken geloven dat er héél veel goden zijn. Zeus is de oppergod. De baas van alle anderen goden. Ze denken dat Zeus het laat onweren en bliksemen als hij boos is.
De Oude Grieken stellen zich hun goden voor, zoals ze zelf willen zijn. Ze lijken net op mensen, maar de goden gaan nooit dood. Ze blijven altijd jong en sterk.

De Olympus

De berg Olympus

De berg Olympus

De belangrijkste goden leven boven op een berg in het noorden van Griekenland. Op de berg Olympus. In het stadje Olympia komen de Grieken bij elkaar om offers te brengen aan hun goden. Ze geven de goden dan geschenken.

Olympische spelen

Discuswerper

Discuswerper

De Oude Grieken komen ook naar Olympia om te sporten. Ze komen uit alle hoeken van het land. Want sporten is heel belangrijk. Dat doe je ter ere van de goden.
Zo ontstaan de Olympische spelen. Bijna 2800 jaar geleden. Alleen Griekse mannen doen mee aan die spelen. Ze sporten zonder kleding. Vrouwen mogen niet meedoen. Ze mogen niet eens komen kijken!
De belangrijkste sporten zijn, discuswerpen, speerwerpen, hardlopen, verspringen en worstelen. De winnaar krijg een lauwerkrans op het hoofd en soms ook geld.
En heel soms krijgt hij een standbeeld. Die beelden krijgen een ereplaats op de heilige grond van Olympia. Als geschenk aan de goden.

Griekse Tempels

Partheon

Het Partheon: de tempel voor de godin Pallas Athene

De Grieken proberen hun goden ook te vriend te houden door tempels voor hen te bouwen. Een huis voor de goden waar ze hun geschenken brengen. Zo hopen ze dat de goden geen rampen gaan veroorzaken.
De tempels staan op de mooiste plekken van het land. Van veel tempels kun je nu nog de overblijfselen bekijken. Bijvoorbeeld van de tempel die werd gebouwd voor de godin Pallas Athene.
Speciaal voor haar bouwen de Oude Grieken een tempel op het hoogste plekje in de stad Athene. Ze zijn goede bouwers. Ze bouwen hun tempels met veel zuilen en pilaren. En ze versieren ze met beelden. Aan de voorkant is een driehoek. Daarin staan vaak ook beelden, kleurig beschilderd.

Grieks theater

De Oude Grieken vertellen elkaar verhalen over wat de goden meemaken. En dat verwerken ze in toneelstukken. Voor hen zijn de toneelstukken net zo belangrijk als de televisie voor ons.
Sommige Oude Grieken gaan iedere dag naar het theater. Die toneelstukken worden op straat gespeeld op plaatsen waar veel mensen bij elkaar komen. Later bouwen de Oude Grieken ook theaters.
In de theaters zit je op stenen banken in de openlucht. Op die banken kunnen duizenden mensen zitten. In het midden van het theater is een cirkel. Daar spelen de acteurs.
De acteurs spelen verschillende rollen. Ze dragen maskers om te laten zien wie ze zijn. De monden van de maskers zijn altijd erg groot. Dat moet wel, want ook de mensen op de achterste banken moeten de stem van de acteur kunnen verstaan.
De Oude Grieken vinden dat je van een toneelstuk veel kan leren over het leven. Meestal zijn het droevige verhalen. Over erge dingen die de mensen meemaken als ze niet luisteren naar de goden.

Mannen, vrouwen en kinderen

In het oude Griekenland zijn de mannen de baas. Vrouwen en slaven hebben niets te vertellen. De vrouw blijf altijd thuis. Zij werken in het huishouden. Ze zorgen voor de kinderen. Vrouwen doen zelfs geen boodschappen. Dat is de taak van de mannen of van de slaven.
Meisjes worden thuis voorbereid op hun werk in het huishouden. Daarom gaan ze niet naar school. Jongens gaan meestal wel naar school. Ze leren rekenen en schrijven en krijgen muzieklessen.
De Grieken vinden dat de mannen méér waard waren dan de vrouwen. Ze zijn sterker en dapperder. De jongens trainen al op jonge leeftijd door te sporten. Ze moeten gezond en sterk zijn om later een goede soldaat te worden. Want de Oude Grieken wonen niet in één staat. Het land bestaat uit een paar honderd kleine staatjes. Die voeren voortdurend oorlog met elkaar. Als man tel je pas echt mee als je jouw eigen staat kan verdedigen.

Potten en vazen

Griekse vaas

Op veel vazen die de Oude Grieken maakten kun je zien hoe zij leefden

Weet je waarom we zoveel weten van de Griekse cultuur? Er is heel veel aardewerk bewaard gebleven. Zoals vazen, potten en kruiken. Die werden gebruikt als vaten om olijfolie in te bewaren.
In de tijd van de Oude Grieken versierden de pottenbakkers hun kruiken en ander aardewerk met afbeeldingen. En deze afbeeldingen vertellen ons veel over het leven van de Oude Grieken. Welke kleren ze droegen, welke meubels ze hadden of welke spelletjes ze deden.

HOOFDSTUK 5

De Olympische Spelen: Toen en nu

De Olympische vlag

De Olympische vlag

3000 jaar geleden hielden de Oude Grieken voor het eerst de Olympische Spelen. Deze spelen waren alleen voor Grieken. Niet-Grieken mochten niet meedoen.
Toen de Oude Grieken de Olympische Spelen 1600 jaar geleden afschaften, zijn er honderden jaren geen Olympische Spelen meer gehouden. Maar dit verandert in 1896, als de Fransman Pierre de Coubertin de Olympische Spelen weer introduceert.

De Oude Grieken en de Spelen

In het Griekse stadje Olympia werden 3000 jaar geleden voor het eerst de Olympische Spelen gehouden. Vanuit het hele land kwamen Griekse sporters bij elkaar om wedstrijden te houden. Ze beloofden plechtig zich aan de regels te houden en eerlijk te zullen strijden.
Volgens de Oude Grieken was sport een oefening voor de oorlog. Daarom deden waarschijnlijk alle mannen mee.
Vrouwen mochten niet medoen. Ze mochten zelfs niet eens komen kijken! Want de mannen sportten zonder kleding.

Wedstrijden bij de Oude Grieken

Griekse discuswerper

Een Griekse discuswerper

Bij de Oude Grieken waren er wedstrijden in hardlopen, discus- en speerwerpen en verspringen. De verspringers namen geen aanloop. Ze hadden gewichten in hun handen die ze als het ware tijdens de sprong naar voren gooide. Ook waren er worstel en bokswedstrijden.
En er was een vechtsport, waarbij je bijna alles mocht doen. Alles, behalve elkaar bijten en de ogen uitsteken!!! Eigenlijk een soort kickboksen dus.
Er werd ook gesprint in wapenuitrusting. Met helm, schild en scheenbeschermers was het sprinten natuurlijk een stuk zwaarder.

Winnen, winnen en... winnen

Lauwerkrans

Lauwerkrans

Bij de Spelen van de Oude Grieken ging het maar om één ding: winnen! Het deed er niet eens toe hoe hard je rende of hoe ver jij je speer gooide. Je was: of winnaar of verliezer.
De winnaar kreeg een lauwerkrans, een krans van laurierbladeren. Hij was een held, natuurlijk vooral in het dorp of de stad waar hij woonde. Hij kreeg zelfs een standbeeld.

De moderne Olympische Spelen

Pierre de Coubertin

Pierre de Coubertin

Zo'n 1600 honderd jaar geleden hebben de Oude Grieken de Olympische Spelen opgeheven. Honderden jaren zijn er geen Olympische Spelen meer gehouden. Maar in 1896 had de Fransman Pierre de Coubertin een plan: het leek hem een mooi idee om de Olympische Spelen weer te gaan houden. Maar dan niet alleen in Griekenland, maar in alle landen.

Elke vier jaar mocht een ander land de Spelen organiseren. De sporters uit de hele wereld zouden tegen elkaar spelen. Zo konden ze elkaar ook beter leren kennen. En als je elkaar beter kent en begrijpt, wil je misschien ook geen oorlog meer en niet meer tegen elkaar vechten.

Het belangrijskte van de moderne Olympische spelen was daarom ook niet om te winnen, maar om mee te doen. Meedoen was belangrijker dan winnen. Dat was de Olympische gedachten van Pierre de Coubertin.

De Olympische vlag

De Olympische vlag

De Olympische vlag

De Olympische vlag bestaat uit vijf ringen. De vlag symboliseert de verbondenheid van alle landen op aarde. De ringen zijn het symbool voor eenheid en sportieve samenkomst tussen alle continenten. Dit was het ideaal waarnaar de ontwerper, Pierre de Coubertin, naar zocht. Met de zes kleuren (blauw, geel, zwart, groen, rood en wit) kunnen alle vlaggen van de landen worden samengesteld.

 

 

Spelen in Amsterdam

Het Olympisch stadion in Amsterdam

Het Olympisch stadion in Amsterdam

In 1928 werden de Spelen in Amsterdam gehouden. Er werd speciaal een nieuw stadion gebouwd: Het Olympisch Stadion. Je kunt hem nu nog gaan bekijken.
Niet iedereen was er blij mee dat de Spelen naar Amsterdam kwamen. Sommige ministers waren er tegen omdat ze niet wilden dat er op zondag gesport werd.
Anderen stemden tegen omdat er vrouwen aan meededen. Maar toch kwamen de Spelen naar Amsterdam. Tijdens die spelen werd voor het eerst bij de opening de Olympische vlam aangestoken. En dat gebeurt nog steeds.

De Olympische Spelen en Hitler

Jesse Owens

Jesse Owens

In 1936 zijn de Olympische Spelen in Berlijn, de hoofdstad van Duitsland. Daar is Hitler aan de macht. Hij vindt dat blanke mensen veel beter zijn dan andere mensen. En dat zal hij op de Olympische Spelen bewijzen ook! Hitler wist het zeker: blanke Duitsers zouden winnen.
Maar bij het hardlopen doet een zwarte Amerikaan mee, Jesse Owens. Hij wint vier gouden medailles. Hitler kan het niet geloven. HIj weigert dan ook om Jesse met zijn overwinning te feliciteren.

Fanny Blankers-Koen

Fanny Blankers-Koen

Fanny Blankers-Koen

Bij de Spelen van 1948 in Londen won de Nederlandse hardloopster Fanny Blankers-Koen maar liefst 4 gouden medialles. Ze was toen al 30 jaar en had twee kinderen. Toen ze terugkwam in Nederland werd ze door honderden mensen enthousiast ontvangen. Van de buurtbewoners kreeg ze een fiets. Ze vonden dat ze lang genoeg hardgelopen had.
De bijnaam van Fanny Blankers-Koen was de 'vliegende huisvrouw'. Voor veel vrouwen was zij een voorbeeld. Vrouwen konden ook goed zijn in topsport. Dat had Fanny Blankers-Koen bewezen.
Pas geleden is Fanny Blankers-Koen zelfs gekozen tot atlete van de vorige eeuw.

Paralympics en Deaflympics

Paralympics

Paralympics

In 1960 werden voor het eerst de Olympische Spelen voor gehandicapten gehouden: De Paralympics. En tegenwoordig zijn er ook speciale Spelen voor doven: de Deaflympics. Want sporten... dat is natuurlijk voor iedereen!