vroeger en nu

Sinterklaas

Ieder jaar komt hij met de stoomboot aan uit Spanje. Samen met zijn zwarte pieten. Voor groot en klein heeft hij cadeaus meegenomen en iedereen kent zijn naam: Sinterklaas! Maar wie is deze vriendelijke man eigenlijk, die er uit ziet als een bisschop?

Een bijzondere baby

Een bijzondere baby

Een bijzondere baby

Rond 270 werd er een Nicolaas in Lycië geboren. Lycië ligt in Turkije. De ouders van Nicolaas waren heel rijk. Dat Nicolaas bijzonder zou worden, bleek al gelijk bij zijn geboorte. Het is normaal dat een baby die net geboren is, wordt gewassen. Baby Nicolaas dus ook.

Maar over baby Nicolaas zijn er allerlei verhalen en legenden. zo was hij nog niet afgedroogd of hij ging rechtop in het badkuipje staan. Hij vouwde zijn handen voor zijn borst. Twee uur lang bleef hij zo staan. Hij dankte God voor zijn geboorte. En dat was nog niet alles. Op woensdag en vrijdag weigerde hij moedermelk te drinken.

Een baby die vast (een leefregel van de kerk, waarbij je niet of heel weinig eet), dat is pas bijzonder!

Bisschop van Myra

Mijter

Mijter

Al heel jong werd Nicolaas bisschop van Myra. Myra lag in Griekenland. Later is het veroverd door de Turken en kreeg het de naam Demre. Een bisschop geeft leiding aan de kerk in een bepaald gebied (=bisdom). Als bisschop heeft Nicolaas veel goede dingen gedaan en wonderen verricht. Er gaat een verhaal dat hij zeelieden heeft gered van een verdrinkingsdood.

Een ander verhaal vertelt dat Nicolaas drie jongens weer tot leven heeft gewekt. Een kwade herbergier had de jongens in stukjes gehakt en in een pekelton gestopt. Toevallig kwam Nicolaas langs en bracht de jongens weer tot leven. En op één van zijn reizen ontmoette Sint Nicolaas een vader, die voor zijn drie mooie dochters geen bruidschat kon betalen. Dit betekende dat zij niet konden trouwen. Sint Nicolaas besloot te helpen. Hij gooide drie nachten achter elkaar zakken met gouden munten door het open raam van de slaapkamer van de dochters. Iedere dochter had nu een bruidschat en kon dus trouwen.

Tot zijn dood in 342 is Nicolaas bisschop van Myra gebleven. Hij werd daar begraven in een stenen grafkist. Zeven eeuwen zou zijn lichaam daar blijven liggen.

Verjaardag

staf

staf

Bisschop Nicolaas is gestorven op 6 december van het jaar 342. De kerk verklaarde hem tot heilige. Hij had zulke goede dingen gedaan voor de mensen. Nicolaas werd Sint-Nicolaas. Zij sterfdag werd voor de kerk een feestdag. Het feest van de sterfdag van een heilige begint op de avond ervoor.

Bij Sint-Nicolaas is dat dus 5 december ´s avonds. Maar de meeste mensen weten niet meer dat dit een feest is om zijn dood te herdenken. Tegenwoordig vieren we die avond met een pakjesavond alsof Sint-Nicolaas jarig zou zijn!

Van Myra naar Bari

In de elfde eeuw werd Myra veroverd door Turkse moslims. Zij waren geen Christenen en vereerden Sint-Nicolaas dus niet. Christenen mochten niet meer naar zijn graf toe om er te bidden.

Zevenentachtig dappere zeelieden uit Bari (in Italië) besloten hier iets aan te doen. Met drie schepen vertrokken zij naar Myra. Daar braken zij het graf van Sint-Nicolaas open. Ze namen zijn lichaam mee naar hun eigen stad en begroeven het in een mooi nieuw graf in een kerk die speciaal voor Sint-Nicolaas was gebouwd.

Bari is een havenstad in Zuid-Italië, maar vroeger was de Spaanse koning er de baas. Zo komt het misschien dat wij nu denken dat Sint-Nicolaas uit Spanje komt.

Beschermheilige

Na de dood van bisschop Nicolaas gingen veel mensen tot hem bidden. Om hulp of om bescherming. Vooral zeelieden, ongehuwde meisjes en kinderen. In zijn leven had hij immers laten zien dat hij hen had geholpen. En wie weet deed hij dat na zijn dood ook nog wel.

Zo werd hij de beschermheilige van ongehuwde meisjes en kinderen. De zeelieden vereren hem om het verhaal dat hij matrozen van de verdrinkingsdood had gered. Veel matrozen namen daarom zogenaamde Claesbroodjes mee als ze gingen varen. Wanneer het schip in gevaar kwam, wierpen ze die in het water. Op die manier vroegen ze Nicolaas om hulp.

Wist je dat?

Sint en Piet

Sint en Piet- AHM

 

  • In veel steden in Nederland staan Nicolaaskerken, zoals in Amsterdam, Utrecht, Dordrecht, Delft, Leiden, Venlo en Groningen.
  • Op de waddeneilanden kent men wel heel bijzondere Sinterklaasvieringen. Daar hullen de mannen zich in lakens en andere lappen stof en wikkelen ze zilverpapier om zich heen. Ze nemen stokken en toeters mee. Met heel veel lawaai lopen ze door de straten om de vrouwen de stuipen op hun lijf te jagen.
  • In Bari ( Italië) kun je flesjes kopen met wonderolie. De olie zou afkomstig zijn uit de botten van Sint-Nicolaas. De olie heeft een geneeskrachtige werking.
  • In het Museum Amstelkring, "Ons Lieve Heer op Solder" in Amsterdam (Oudezijds Voorburgwal 40) wordt ieder jaar rond 5 december een Sinterklaastentoonstelling ingericht
  • HOOFDSTUK 2
  • Geschiedenis van de kermis

    De kermis is een feest dat al héél erg lang bestaat. In de vroege Middeleeuwen werden al boerenkermissen gevierd. Dat was een feest in de open lucht met muziek, eten en drinken, rond de kerk van een dorp of stad.In de loop der tijd veranderde de kermis. In de 18-de eeuw vonden steeds meer mensen de kermis maar onbeschaafd en grof...

    Wat betekent "kermis" eigenlijk?

    De naam 'kermis' komt waarschijnlijk van het woord: 'kerkmis'. De kerkmis was de mis en het feest dat de mensen vierden op de dag dat de kerk was geopend. Eigenlijk dus het verjaardagsfeestje van de kerk in het dorp of de stad! Vaak kreeg de kermis de naam van de kerk waar het allemaal om draaide, zoals bijvoorbeeld de St. Janskermis.

    Het feest werd gevierd met een speciale hoogmis met zang en muziek. De kerk werd prachtig versierd en er waren kerkelijke optochten met priesters en beelden (processies). In de Middeleeuwen groeide het uit tot een groots feest met muziek en dans, spelletjes, eten en drinken, handel en vermaak.

    Omdat elke kerk zijn eigen feest had, hadden sommige steden wel acht feesten per jaar. En sommige van die feesten duurden wel drie weken!

    Kwakzalvers en kermisgrappen

    De middeleeuwer kende niet zoveel soorten van vermaak als wij nu. Die moest keihard werken om te overleven! Voor die mensen moet de kermis een geweldig opwindende gebeurtenis geweest zijn. Een kans om van alles te zien, te leren en te kopen. Of om nieuwtjes met vrienden en familie uit te wisselen en nieuwe mensen te ontmoeten. Ook kon je er lekker eten, drinken en eens lekker gek doen. Bovendien was de kermis een mooie gelegenheid voor jonge mensen elkaar te ontmoeten!

    Op de kermis was van alles te koop. Maar de artikelen waren vaak van slechte kwaliteit of gewoon nep. Er waren kwakzalvers, de nepdokters die middeltjes verkochten die zogenaamd overal goed voor waren. Zoals de Indische slangenolie: dat zou helpen tegen de hik, de stuipen, hoofdpijn en reumatiek. Maar je kon er ook vetvlekken mee weghalen en zilver poetsen!

    En er waren allerlei fopperijen: 'de dikke dame' was gewoon een vrouw in een bolle spiegel, 'de hond met twee koppen' was een hond met een vissenkop aan de halsband, 'Suzanna in bad' was een poppetje in een bakje water. En nog een populair kermisvermaak: 'de wonderen der natuur'. Hele grote mensen: reuzen, hele kleine mensen: dwergen, Siamese tweelingen, misgeboorten op sterk water? Soms werden zelfs de skeletten van opgehangen misdadigers gebruikt als kermisgrap!

    Grote veranderingen

    Kermisatractie

    Kermisatractie

    In de loop der tijd veranderde de kermis heel veel. In de 18-de eeuw vonden steeds meer mensen de kermis maar onbeschaafd en grof. Er werd alcohol gedronken, mensen vreeen in het openbaar en er werd ook wel eens gevochten. D

    at vond men allemaal niet netjes. Rond 1900 waren er daarom bijna geen kermissen meer over. Pas na de Tweede Wereldoorlog (1945) komen er overal weer kermissen met het reuzenrad, de rupsbaan en de botsautootjes.

    Er is wel een groot verschil met vroeger: toen bestond het kermisvermaak vooral uit kijken en verwonderen over alle vreemde dingen die te zien waren.

    Nu is het vooral beleven van spannende dingen: hard, hoog en eng! Het is wel nog steeds zo dat in het zuiden van het land de meeste kermissen zijn. De kermis van Tilburg is de grootste van het land en trekt in een paar dagen wel een miljoen bezoekers!

    De mensen van de kermis

    Kermismensen noemen zich wel: 'mensen van de reis' omdat ze in het kermisseizoen (dat is van april tot oktober) van de ene plaats naar de andere reizen. In de Middeleeuwen reisden de meeste kermislui te voet. Hun slaapspullen droegen ze op hun rug, of trokken ze mee in een handkar. Wie meer geld verdiende gebruikte paard en wagen. Het makkelijkst was een wagen waarin de familie ook kon wonen.

    Tegen het midden van de 19de eeuw reisden de meeste kermisfamilies met eenvoudige houten woonwagens. Maar er waren er ook die mooi waren versierd, en luxueus waren ingericht. Die leken een beetje op de caravans van vandaag.

    Tegenwoordig reizen de kermisfamilies rond in enorme luxe wagens en wonen in de winter in een gewoon huis. Kermismensen werden vroeger vaak raar bekeken door andere mensen. Omdat ze zoveel reisden hoorden ze nergens helemaal bij. Sommige mensen dachten dat je alleen maar fatsoenlijk kon zijn als je in een huis woonde. Dat is toch wel een beetje raar, want diezelfde mensen gingen wel naar de kermis om vermaakt te worden!

    De kinderen van de kermis

    Kermisschool

    Kermisschool

    De meeste kinderen hielpen hun ouders op de kermis. Daardoor gingen ze niet naar school. Dit veranderde toen nieuwe wetten bepaalden dat alle kinderen naar school moesten. Maar dat was voor de kermiskinderen eigenlijk niet mogelijk. Die moesten hun ouders helpen op de kermis, zodat ze het werk goed leerden kennen.

    Sommige kermismensen stuurden hun kinderen naar internaten. Anderen lieten hun kinderen achter bij pleegouders. Nu bestaan er in Nederland 'De Rijdende Scholen', dat zijn bussen waar een piepklein schooltje in zit met een echte juf of meester, en die reizen mee met het circus! Ze geven les aan alle kermiskinderen tussen 4 tot 14 jaar. Zo kunnen de kinderen gewoon bij hun ouders blijven en dat is natuurlijk wel zo fijn voor ze!

    Wist je dat?

     

    • Veel van de attracties waar wij in onze vrije tijd naar toe gaan, zijn begonnen op de kermis. Zoals het circus, de dierentuin en de bioscoop.
    • Al heel vroeger waren er dieren te zien op de kermis. De mensen vergaapten zich aan exotische dieren uit Afrika of Azië. Andere dieren, zoals beren, werd kunstjes geleerd. Dat zien we nu nog steeds gebeuren in het circus.
    • Op de kermis waren vaak nieuwe uitvindingen te zien, zoals de film aan het einde van de negentiende eeuw. De eerste filmvoorstellingen waren dus op de kermis. Maar het succes was zo groot dat er al snel een speciaal gebouw voor kwam: de bioscoop.
    • HOOFDSTUK 3
    • Graven naar vroeger

      Een archeoloog graaft in de bodem op zoek naar resten uit het verleden; hij graaft naar vroeger. Met behulp van de dingen die hij vindt wil hij proberen erachter te komen hoe de mensen vroeger leefden.

      Geschiedenis en archeologie

      Een geschiedkundige en een archeoloog houden zich allebei bezig met het bestuderen van het verleden. Ze doen dit ieder op hun eigen manier. Een geschiedkundige bestudeert vooral oude geschriften, kronieken, annalen, dagboeken, krantenartikelen, brieven en aktes. Een archeoloog zoekt op een andere manier naar het verleden. Hij graaft in de bodem op zoek naar resten van vroeger. Die resten kunnen bestaan uit potten, munten, sieraden, glasscherven, muren en vloeren van gebouwen of botten en skeletten van mensen en dieren.

      Bodemlagen

      Als je in de bodem gaat graven zul je merken dat die uit verschillende lagen bestaat. Die lagen zijn in de loop van de tijd ontstaan door bijvoorbeeld rottende planten, overgewaaid zand of doordat mensen gingen bouwen op de oude resten (fundamenten) van huizen of andere gebouwen. Iedere laag heeft een beetje een eigen kleur. Een archeoloog graaft de bodem laag voor laag af. Hoe dieper hij de bodem ingaat, hoe ouder de lagen zijn. De resten die in de onderste lagen worden gevonden zijn dus meestal ouder dan de resten die in de bovenste lagen worden gevonden.

      Waar graven?

      archeologisch landschap

      archeologisch landschap

      Hoe weet een archeoloog waar hij moet graven? Zit er misschien iets onder die verlaten heuvel? Op een oude kaart staat een kasteel getekend. Zijn er nog resten van te vinden in het weiland of onder de straat die er nu ligt? Vaak wordt bij het aanleggen van nieuwe wegen of nieuwbouwwijken een voor de archeoloog interessante plek ontdekt. Soms ploegt een boer een bijzonder voorwerp op. Gelukkig kan de techniek ons ook een handje helpen. Vanuit een vliegtuig kunnen foto´s worden gemaakt van bijvoorbeeld dat weiland. Als daar resten liggen van een kasteel verkleurt het gras daar. Op de luchtfoto´s is dat te zien aan kleurverschillen. De archeoloog weet dan dat hij daar moet graven.

      Werkzaamheden

      Werkzaamheden

      Werkzaamheden

      Een archeoloog moet eerst een plek vinden waar hij wil gaan graven. Dat doet hij laag voor laag. De bovenste laag wordt door machines weggehaald. Daarna graaft de archeoloog voorzichtig verder met een schop. Alles wat hij tegenkomt legt hij nauwkeurig vast. Hij fotografeert, tekent en beschrijft de bodemvondsten. Hij probeert vast te stellen hoe oud ze zijn. Misschien kunnen ze ons vertellen hoe de mensen vroeger leefden.

      Radiokoolstofmethode

      Met de radiokoolstofmethode kunnen archeologen erachter komen hoe oud voorwerpen en resten zijn, die ze hebben opgegraven. Alles wat leeft en heeft geleefd is een beetje radioactief. Allerlei voorwerpen, een boot of kano van hout en plantenresten stralen daarom allemaal radioactiviteit uit. Boven de grond, in de lucht blijft hun radioactieve straling gelijk. Maar als die voorwerpen onder de grond terechtkomen en ze dus niet meer in aanraking komen met de lucht, dan neemt hun radioactieve straling af. Het tempo waarmee de radioactiviteit afneemt kan een archeoloog meten. Hij kan de ouderdom van een gevonden voorwerp dan uitrekenen.

      Een castellum in Woerden

      Castellum

      Een castellum in Woerden

      In de eerste eeuwen van onze jaartelling behoorde een groot gedeelte van Nederland bij het machtige Romeinse Rijk. De rivier de Rijn vormde de noordgrens van het rijk. De Romeinen hadden langs de Rijn een weg aangelegd. Die weg werd bewaakt door soldaten. Deze soldaten woonden in castella. Castella zijn legerkampen. Een zo´n castellum stond in Woerden. Rond het castellum had men een wal van aarde en hout gebouwd. Op de hoeken stonden wachttorens en in het midden van iedere muur was een poort. In het midden van het castellum stond het hoofdgebouw. Daarnaast was de woning van de commandant. De soldaten sliepen in langgerekte barakken. In het castellum in Woerden woonden ongeveer 500 soldaten. Rondom het castellum ontstond een kampdorp. Hier vestigden zich ambachtslieden en handelaren, bijvoorbeeld schoenmakers en edelsmeden. Zij boden de Romeinse soldaten hun diensten aan. Ook woonde er familie van de soldaten: zijn vrouw en zijn kinderen.

      Wist je dat?

       Overzichtsfoto Pompeii

      Pompeii

       

      • Experimentele archeologie. Soms doen archeologen een experiment. Dan leven ze bijvoorbeeld een aantal weken in een nagebouwde hut zoals die in de prehistorie bestond. Met dezelfde spullen als de mensen van toen hadden, gaan ze het land bewerken, voedsel verzamelen en eten koken. Zo ontdekken ze veel over de manier van leven in de prehistorie.
      • Venen en vennen zijn mooie vindplaatsen voor archeologen. Voorwerpen die hierin terecht zijn gekomen zijn namelijk heel goed bewaard gebleven.
      • Honderd jaar geleden gooiden mensen in Griekenland gooiden oude vazen uit de oudheid (2500 jaar geleden) kapot. De scherven van die vazen werden aan toeristen verkocht. De scherven brachten namelijk meer geld op dan een hele vaas.
      • In 79 v.Chr. werd het Italiaanse stadje Pompeii getroffen door een zware uitbarsting van de vulkaan Vesuvius. Pompeii werd bedolven onder een metersdikke laag lava en modder. Daardoor is de stad bewaard gebleven. Archeologen hebben de stad in onze tijd weer opgegraven. Wie nu door Pompeii wandelt, loopt door een stad uit de tijd van de Romeinen.
      • In 1922 ontdekte de archeoloog Howard Carter in Egypte het graf van farao Toetanchamon. Het gerucht ging dat er een vloek zou rusten op iedereen die het graf binnen ging. De rijke Britse lord Carnavon, die Carter hielp met de opgravingen, stierf inderdaad een aantal weken nadat hij het graf was binnengegaan. Maar dit kwam niet door een vloek, maar omdat hij werd geprikt door een giftige mug!
    • HOOFDSTUK 4
    • Heb ik ook een stamboom?

      Weet jij wat een stamboom is? In een stamboom laat je zien welke mensen deel uitmaken van je familie. Je schrijft dus op wie je vader en moeder zijn en je broertjes of zusjes, Maar ook je oma en opa en hun opa en oma horen op jouw stamboom. Zo kun je zien waar je familie vandaan komt. Maar hoe doe je nou onderzoek naar jou familie? Lees hier maar!

      Familieonderzoek

      stamboom

      Stamboom

      Als je de geschiedenis van je familie wilt uitzoeken, werk je stap voor stap terug in de tijd. Je gaat op zoek naar de namen van je vader en moeder, die van je opa´s en oma´s, die van je overgrootouders en zo verder. Daarna zoek je naar de data van geboorte, huwelijk en overlijden en gegevens over beroepen. Dat zijn de basisfeiten van je familie. Je begint bij jezelf, dan je ouders, je opa en oma, je overgrootouders en zo duik je verder het verleden in. In het begin is dat makkelijk, omdat sommige familieleden nog leven en je dus vragen aan hen kunt stellen. Als ze niet meer leven, wordt dat een stuk moeilijker en moet je overstappen op documenten.

      Documenten

      Trouwboekje

      Trouwboekje

      Een document is een papier of een boek vol gegevens. Documenten worden door de overheid ( rijk, provincie en gemeente) bewaard. Daar staan ook gegevens in over jouw familie. Deze papieren gaan vaak ver terug in de tijd. De overheid houdt immers al eeuwenlang alles bij van haar burgers. Ook familiedocumenten kunnen ons meer vertellen over de familie. Bijvoorbeeld geboortekaartjes, trouwkaarten en rouwkaarten. Soms kunnen schoolrapporten, dagboeken, diploma´s ons ook veel over iemand vertellen. Wil je meer weten over de tijd waarin bijvoorbeeld je opa leefde, dan kun je op zoek gaan naar foto´s en krantenartikelen uit die tijd. Nadat je de gegevens verzameld hebt, kun je beginnen met je stamboom.

      Voor en achternaam

      Tegenwoordig vinden we het heel normaal dat iedereen een voor en een achternaam heeft. Vroeger was dat wel anders. Tot in de tijd van Napoleon ( rond 1800) hadden de meeste Nederlanders alleen een voornaam. Dat was wel eens lastig, want in een dorp of een stad liepen wel meer mensen met dezelfde naam rond. Om ze van elkaar te onderscheiden kregen ze een bijnaam. Als je het had over Jan, de bakker, of Jan, de slager, of Jan, van het kerkhof, dan wist iedereen wie je bedoelde. Een andere mogelijkheid om personen met dezelfde voornaam te onderscheiden, was het toevoegen van de vadersnaam. Zo was Pieter Janszoon, de zoon van Jan en Willem Klaaszoon, de zoon van Klaas. Later werd dit makkelijker gemaakt en had men het over Pieter Jansen en Willem Klaassen.

      Familienaam

      Later werden deze bijnamen en vadersnamen steeds vaker aan de eigen kinderen doorgegeven. Zo ontstond dan een familienaam, een naam die van vader op zoon en dochter werd doorgegeven. Elke achternaam vertelt iets over je voorouders. Door je stamboom uit te zoeken kun je erachter komen waarom je verre voorvader jouw achternaam is gaan gebruiken. Dat onderzoek is wel nodig, omdat er vaak meer mogelijkheden zijn voor het ontstaan van de naam. Een naam als 'Van de Bos' kan bijvoorbeeld komen van de plaats Den Bosch, van een boerderij genaamd 'Het Bos' of van een bos met bomen.

      Burgelijke stand

      wetboek Code Napoleon

      wetboek Code Napoleon- AHM

      In 1811, de tijd dat de broer van Napoleon koning over Nederland was, werd elke burger verplicht zijn naam te laten registreren ( opschrijven) bij de gemeente. Veel mensen hadden al een achternaam, en die naam werd nu officieel opgeschreven. Je mocht je naam later niet meer veranderen, ook de spelling van je naam niet. Deze officiële namen werden voortaan gebruikt in de burgerlijke stand. Bij de burgerlijke stand op het gemeentehuis wordt alles opgeschreven over iemands geboorte, huwelijk en overlijden.

      Akte van geboorte

      Bij de geboorte van een kind komt er een nieuwe burger bij in de gemeente. Die moet daarom aangegeven worden bij het gemeentehuis. Dit wordt dan officieel door de 'ambtenaar van de burgerlijke stand' opgeschreven in een geboorteakte. Het kind kreeg vroeger, als de vader en moeder getrouwd waren altijd de achternaam van de vader. Waren de ouders niet getrouwd dan kreeg het de achternaam van de moeder. Nu mogen de ouders kiezen of het kind de achternaam van de vader of van de moeder krijgt.

      Archief

      Microfische

      Microfiche

      De overheid houdt al eeuwenlang van alles bij van haar burgers. Belangrijke documenten worden naar een archief gebracht. In het archief worden dus oude documenten bewaard. Zonder die oude papieren zouden we niet meer weten wat er vroeger is gebeurd.

      Wist je dat?

       

      • Voor stamboomonderzoek is er een speciale instelling in Den Haag, het Centraal Bureau voor Genealogie. Dit is een documentatiecentrum waar de stamboomonderzoeker bijvoorbeeld na kan gaan of anderen al onderzoek naar zijn of haar familie hebben gedaan.
      • In het bevolkingsregister staan alle gegevens van burgers. Per persoon staat daar de naam, de geboortedatum, en plaats, beroep en geloof opgeschreven.
      • Het bevolkingsregister wordt wel eens vergeleken met een film. Als je de pagina´s over een bepaald gezin leest, krijg je een beeld van de geschiedenis van dat gezin. Allerlei feiten over dat gezin staan bij elkaar.
      • Het woord ´archief´ is afgeleid van het Latijnse woord  ´archivum´, dat weer teruggaat op het Griekse woord ´archeion´. Het archeion was in de oude Griekse tijd het gebouw van de overheid waar de staatsstukken bewaard werden.
      • Veel gemeenten hebben een gemeentearchief.
    • HOOFDSTUK 5
    • Carnaval

      In het vroege voorjaar zet half Nederland de wereld een paar dagen op z'n kop. In heel Nederland, maar nog steeds het meest in Brabant en Limburg.

      Je trekt bijzondere kleren aan, iets geks of kleren die iets voorstellen. De één wil indiaan zijn, de ander zeerover of prinses. Urenlang wordt er gefeest, wel drie dagen lang.

      Waarom gebeurt dat ieder jaar? En hoe lang vieren we al carnaval?

      Carnaval

      carnavalsmuts

      carnavalsmuts

      Ieder jaar in februari wordt er gefeest, het is dan carnaval. Met carnaval staat de wereld een paar dagen op z´n kop. In heel Nederland, maar nog steeds het meest in Brabant en Limburg. Je trekt bijzondere kleren aan, iets geks of kleren die iets voorstellen. De één wil indiaan zijn, de ander zeerover of prinses. Urenlang wordt er gefeest, wel drie dagen lang. Er wordt gedanst, gegeten, gedronken. De burgemeester heeft niets te vertellen. Prins Carnaval is nu de baas. Plaatsnamen worden veranderd. Zo heet Den Bosch Oeteldonk, Eindhoven Lampegat en Bergen op Zoom Krabbegat.

      Ontstaan

      Carnaval bij de Grieken

      Carnaval bij de Grieken

      Het carnavalsfeest is al honderden jaren oud. Hoe oud het precies is, dat weten we niet. Maar we weten wel dat de oude Grieken hun wijngod Dyonisos op een schip met wielen rond reden. En dat de Romeinen een feest vierden waarbij ze zich ook verkleedden. En de Germanen vierden een feest in februari, omdat de zon dan weer langer ging schijnen. Ze waren blij dat de lange, koude winter weer voorbij was.

      De winter was voor de Germanen de moeilijkste tijd van het jaar. Er groeide niets meer en er was dan ook bijna niets te eten. De mensen waren dan ook ieder jaar weer dankbaar dat de zon langer ging schijnen en dat het warmer werd. De goden werden daarvoor bedankt en de boze geesten, die voor de kou hadden gezorgd probeerde men te verdrijven. Iedereen hoopte dat de planten weer zouden gaan groeien, dat er weer voldoende eten zou komen.

      Maskers en ratels

      Maskers en ratels

      Maskers en ratels

      Vroeger droegen de mensen vaak maskers om daarmee de geesten af te schrikken. Ook ratels en bellen gebruikten ze daarvoor.

      Vastenavond

      Toen de Germanen christelijk waren geworden, veranderde het carnavalsfeest. De christelijke kerk heeft feestdagen rond het leven van Jezus Christus. Kerstmis is het feest van zijn geboorte. Op Goede Vrijdag wordt herdacht dat hij aan het kruis is gestorven en met Pasen dat hij opstond uit de dood.

      De gelovigen willen het lijden van Jezus meebeleven. Veertig dagen lang eten ze geen vlees en leven ze eenvoudig. Dat noemen ze de vastentijd. Maar voordat de vastentijd in februari begint, willen ze nog graag uitgebreid eten en drinken. Dat werd het feest van vastenavond, de avond voor de vasten begint. Tegenwoordig noemt iedereen dat feest carnaval.

      Verboden

      Carnavalsoptocht

      Een optocht tijdens Carnaval

      De kerk had wel veel problemen met dat vele drinken, eten en feesten. Mensen konden dan niet meer goed nadenken en zouden allemaal rare dingen doen. De kerk verbood daarom het carnavalsfeest.

      De mensen probeerden onder dit verbod uit te komen. In Den Bosch bijvoorbeeld bedachten de mensen een soort toneelstuk van drie dagen. Alles wat er die dagen gebeurde werd gespeeld en was niet echt. De stad kreeg in dat toneelstuk een andere naam: Oeteldonk. En de burgemeester van Oeteldonk heet Peer van de Muggenheuvel. Drie dagen lang heeft hij het voor het zeggen en niet de burgemeester van Den Bosch.

      Drie dagen lang wordt alles wat serieus is vergeten. Er wordt plezier gemaakt en overal wordt de draak mee gestoken. Bijvoorbeeld als wethouders of andere belangrijke figuren in de stad iets heel erg fout hebben gedaan en je hebt daarmee in de kranten gestaan, dan kan het zijn dat je met carnaval daarmee geplaagd wordt.

      Wist je dat?

       

      • In heel Nederland werd André van Duin het beroemdst met zijn carnavalsliederen, bijvoorbeeld "Er staat een paard in de gang" en "Heb hele grote Bloemkole".
      • In de meeste plaatsen waar carnaval wordt gevierd, is er ook een carnavalsoptocht. Maandenlang wordt er getimmerd en geverfd aan de mooiste wagens!
      • Op de woensdag na het carnaval, begint de vastenperiode van zes weken en vier dagen. Sommige mensen eten op die dag witte bonen met haring.
      • Waarom vis? Arme mensen hadden vroeger geen geld om vlees te kopen. Zij aten gratis vis die ze zelf vingen. Om de rijken een lesje te leren, bepaalde de kerk dat de rijken dan ook maar eens vis moesten eten.
      • Carnaval valt veertig dagen voor Pasen, op zijn vroegst 2 februari en op zijn laatst 8 maart.
      • In Brabant viert men anders carnaval dan in Limburg. In Brabant is het voldoende als men zich verkleedt in boerenkiel met een rode zakdoek om de hals. Ze gaan van kroeg naar kroeg. In Limburg legt men meer nadruk op verkleden en op het bespotten van belangrijke mensen.
      • Op de elfde van de elfde maand ( elf november dus) benoemt elke carnavalsvereniging een Raad van Elf en wijst zij een Prins Carnaval aan.
      • Elf wordt ook wel gezien als het getal van de gekken.