Regenten en Vorsten
Leven in de Gouden Eeuw
In de zeventiende eeuw ging het erg goed met ons land. Er was veel handel en werk te vinden. Kooplieden verdienden veel geld handel. De kooplieden haalden uit de hel wereld spullen en verhandelede dat op de Beurs. Het was een tijd met heel veel welvaart. Daarom noemen we die eeuw ook de Gouden Eeuw. Hoe zag het leven in deze Gouden Eeuw eruit?
De zeventiende eeuw
In de zeventiende eeuw ging het goed met ons land, ook al was het land in oorlog tegen de koning van Spanje. Het noordelijk deel van de Nederlanden had zich bevrijd, het zuiden was nog in handen van de Spanjaarden.
Daarom sloten de Noord-Nederlanders de Schelde af. Daardoor konden er geen schepen meer naar de haven van Antwerpen (Antwerpen lag in de zuidelijke Nederlanden). De meeste schepenGingen daarom naar de haven van Amsterdam. In Antwerpen viel de handel stil. Veel Antwerpse handelaren verhuisden naar Amsterdam en andere Hollandse steden.
In het westen van de Republiek was veel handel en werk te vinden. Kooplieden verdienden veel geld door de handel.
Regenten
De rijke kooplieden bestuurden vaak ook de steden en de provincies. Regenten worden ze genoemd. Regenten waren lid van de vroedschap en de magistraat. Een vroedschap is een soort gemeenteraad, de magistraat is te vergelijken met de burgemeesters en de wethouders van nu.
De regenten deden erg hun best voor hun stad, maar soms waren ze niet altijd eerlijk. Dan staken ze bijvoorbeeld het geld voor de stad in hun eigen zak.
Géén koning
In de zeventiende eeuw was er geen koning in Nederland. Ons land was een republiek. Er waren provincies, die een eigen bestuur hadden: de staten. Soms overlegden die met elkaar in Den Haag in een vergadering die we de Staten-Generaal noemden.
Dan ging het vaak over zaken die met het buitenland te maken hadden, of het betalen van het gezamenlijke leger.
Handel
De Republiek was in de zeventiende eeuw één van de rijkste landen van de wereld. De rijkdom kwam vooral door de handel. De goederen waar de kooplieden mee handelden kwamen overal vandaan. Zo haalden ze graan uit de landen rond de Oostzee, wol uit Engeland, hout uit Noorwegen, wijn uit Frankrijk en huiden uit Rusland.
De Nederlandse schepen voeren niet alleen door Europa maar ook naar de Indische eilanden voor specerijen, koffie, thee, cacao en suiker. De kooplieden in Amsterdam, zorgden er voor dat er grote voorraden lagen in hun pakhuizen. Kooplieden uit heel Europa gaan naar Amsterdam om daar hun bestellingen te doen.
Grachtenpanden
Met het vele geld wat de kooplieden verdienden, lieten ze prachtige huizen bouwen. Bijvoorbeeld in Amsterdam zijn nog veel van deze zeventiende-eeuwse grachtenpanden te bewonderen. Niet alleen aan de buitenkant was de rijkdom van de koopman te zien. Ook aan de binnenkant. De kooplieden kochten dure meubels en schilderijen om hun huizen te verfraaien.
Poppenhuizen
Na 300 jaar is er natuurlijk veel veranderd in de grote grachtenpanden. Er is vaak verbouwd. Hoe de huizen er precies uitzagen in de zeventiende eeuw weten we door schilderijen en poppenhuizen. Rijke dames lieten poppenhuizen maken om mee te pronken. Kinderen mochten er niet aan komen, want er mocht niets kapot gaan.
Armoede
Naast alle rijkdom waren er ook veel arme mensen in de zeventiende eeuw. Ze moesten hard werken voor weinig geld. Soms waren ze zo arm dat ze moesten bedelen. In Amsterdam werden bedelaars opgepakt en naar het rasp- en spinhuis gestuurd. Dit was een soort gevangenis. De bedoeling was dat de bedelaars daar ´opgevoed´ zouden worden. De mannen moesten daar hout raspen, de vrouwen moesten er spinnen.
Wist je dat?
- In de zeventiende eeuw werden belangrijke uitvindingen gedaan. Zo werd de telescoop uitgevonden en kon men dus voor het eerst echt de ruimte in kijken.
- Er werd veel geschilderd in de zeventiende eeuw. Veel rijke mensen lieten zichzelf schilderen, want fototoestellen bestonden nog niet.
- Rembrandt is één van de beroemdste schilders uit de zeventiende eeuw.
- Veel arme jongens meldden zich aan als matroos op een schip naar Indië. Ze verdienden weinig en er was een grote kans dat je ziek werd en dood ging tijdens de lange reis. Maar het was altijd beter dan werkloos thuis zitten. En zo'n verre reid was natuurlijk ook heel spannend!
- In de zeventiende eeuw werden veel Noord-Hollandse meren droog gemalen door molens. Dit gebeurde om nieuw land te krijgen. De molens schepten het water uit de meren. Dit water werd opgevangen in een grote ringvaart die om de polder lag. In de polders kwamen mensen wonen en ze maakten er akkers en weiden.
- In de zeventiende eeuw kwam er een einde aan de opstand van de Nederlanden, die ook wel de Tachtigjarige Oorlog wordt genoemd. Vanaf 1648 was ons land vrij en onafhankelijk.
- HOOFDSTUK 2
-
Vaar mee met de VOC
De Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) is niet weg te denken uit onze geschiedenis. De VOC werd in 1602 opgericht. De handel met Azië was belangrijk, maar nog belangrijker was de graanhandel met de Oostzeelanden. Als je door Amsterdam loopt kun je rijkdom uit die Gouden Eeuw nog goed zien. Zo is er nog een Oost-Indisch huis en zijn er in die tijd mooie grachtenpanden gebouwd.
Er zijn avontuurlijke verhalen te vertellen over reizen naar het verre Azië, maar ook van een machtige handelsorganisatie die uit was op grote winst. Wat maakte de VOC zo bijzonder?
Compagnieën
In de zestiende eeuw brachten Portugese schepen kostbare specerijen, zoals peper, vanuit Azië naar Lissabon. Daar werden die met hoge winsten verkocht. Nederlandse kooplieden wilden deze producten zelf in Azië inkopen. Daarom vormden enkele Amsterdamse kooplieden een 'compagnie', een onderneming. Zij zorgden met elkaar voor geld, schepen en bemanning.
Het doel was om te onderzoeken of ook Nederlandse schepen via Kaap de Goede Hoop, de zuidelijkste punt van Afrika, naar Oost-Indië konden varen en beladen met specerijen konden terugkeren.
Deze onderneming lukte. Al snel werden meer compagnieën gevormd: in Rotterdam, Hoorn, Enkhuizen en Middelburg. De race om de specerijen was begonnen.
Oprichting van de VOC
De compagnieën hadden succes. Maar ze waren ook elkaars concurrenten. Er kwamen nu zoveel specerijen uit Oost-Indië, dat de prijzen daalden. Eigenlijk zouden de compagnieën moeten samenwerken.
Dit gebeurde toen de Staten-Generaal de compagnieën verplichtte om hun ondernemingen samen te voegen tot één Verenigde Oostindische Compagnie. Die kreeg het alleenrecht (monopolie) voor alle Nederlandse handel en scheepvaart op Azië. Dit was de oprichting van de VOC in 1602.
Wat mocht de VOC?
Behalve het monopolie (alleenrecht) op handel en scheepvaart op Azië kreeg de VOC enkele belangrijke rechten. De VOC mocht namens de Staten-Generaal:
- oorlog voeren en verdragen sluiten met vorsten in Azië
- forten en handelsposten bouwen
- soldaten sturen
- bestuurders aanstellen
De VOC was dus een handelsonderneming met de machtsmiddelen van een staat.'Heeren Zeventien'
De VOC kende zes afdelingen of vestigingen. Die werden Kamers genoemd. Er waren Kamers in Amsterdam, Zeeland, Rotterdam, Delft, Hoorn en Enkhuizen. In die plaatsen vind je nu ook nog het Oostindisch Huis. Dat was het kantoor van de VOC.
De directeuren van de zes Kamers kwamen regelmatig bij elkaar. Zij vormden de hoofddirectie van de VOC. Ze waren met zeventien heren en werden daarom 'de Heeren Zeventien' genoemd.
Op het schip
De VOC beschikte over eigen schepen. Die werden driemasters genoemd. Een driemaster was wel veertig meter lang! In totaal bezat de VOC 1500 van deze schepen. Ze werden gebouwd op eigen scheepswerven.
Aan boord van het schip had de schipper de leiding. Tot het scheepsvolk behoorden: de stuurman, de derde waak, onderofficieren, de bottelier, matrozen en scheepsjongens.
De VOC-schepen namen uit Nederland veel spullen mee om in Azië te verkopen, zoals linnen en wollen stoffen, Franse en Spaanse wijnen, lood en verfstoffen. De schippers hadden ook zilvergeld bij zich om in Azië inkopen te kunnen doen.
Voor het VOC-bedrijf en de VOC-kantoren in Azië gingen ook spullen mee: spijkers, ankers, masten, kabels, kompassen, pennen, inkt en papier.
Route naar Azië
Vanaf het eiland Texel of de Zeeuwse eilanden voeren de schepen door het Kanaal naar het zuiden, langs Spanje, de kust van Afrika, om de Kaap heen naar het noorden en dan oostwaarts richting India of de Indische eilanden.
De VOC heeft bijna 4800 reizen naar Azië gemaakt. Het waren soms gevaarlijke reizen, maar de meeste schepen volbrachten de reis goed.
De weg op zee
Het was erg moeilijk om de weg op zee te vinden. Daarom kregen alle stuurmannen van de VOC een speciale opleiding om kaart te lezen en de navigatieinstrumenten te gebruiken. De stuurmannen kregen landkaarten meeen allerlei navigatie-instrumenten, zoals een kompas, een zandloper en een graadstok. Door de hoogte van de sterren te meten met een graadstok, ook wel octant, genoemd werd bepaald wat de noord-zuid positie van het schip was. Het bleef altijd spannend of het schip wel in Batavia aan zou komen!
Winst
De hoofdvestiging van de VOC in Azië bevond zich in Batavia, op het eiland Java. In Batavia werkte de belangrijkste man van de VOC, de Gouverneur-generaal. Tussen de Aziatische kantoren werd veel handel gedreven. Zijde uit China werd naar Japan verscheept en daar verkocht voor goud en koper. Hiermee werden in India textielproducten gekocht die op de Molukken werden geruild tegen kruidnagelen, foelie en nootmuskaat. Deze specerijen werden weer met grote winsten in Nederland verkocht.
Ondergang van de VOC
Aan het eind van de 18e eeuw stegen de kosten van de VOC en de inkomsten daalden. Bovendien kwamen er concurrenten in Europa en Azië.
Een nieuwe Engelse oorlog deed de VOC de das om. De Engelsen namen VOC-schepen in beslag. De handel werd geblokkeerd.
In 1799 ging de VOC failliet. De schulden en bezittingen van de VOC werden overgenomen door de Nederlandse staat. Het was voorbij met de roemrijke Compagnie.
Wist je dat?
- In sommige plaatsen met een VOC-kamer is nog het Oostindisch Huis te zien: in Amsterdam, Delft, Hoorn en Enkhuizen.
- Van de reizen naar Oost-Indië werden scheepsjournaals bijgehouden. Een beroemd scheepsjournaal is dat van schipper Willem IJsbrantszoon Bontekoe. Hij doet verslag van de ontploffing op volle zee van zijn VOC-schip de 'Nieuwe Hoorn' in 1619.
- Twee VOC-schepen zijn in onze tijd herbouwd en te bezichtigen: de Amsterdam (naast het NEMO in Amsterdam) en de Batavia (op de Bataviawerf in Lelystad). Op de site van de Bataviawerf kun je een virtuele tour door dit VOC-schip maken.
- In 2001 en 2002 vaarde de Duyfken, ook een nagebouwd VOC-schip, van Australië naar Nederland. Daar deed het schip verschillende VOC-plaatsen aan.
- HOOFDSTUK 3
-
Michiel de Ruyter
Helden zijn van alle tijden. Vroeger hadden we in Nederland ook al helden. Vooral zeehelden. Mannen die grote overwinningen hadden behaald met de Nederlandse scheepsvloot. Sommige plaatsen in Nederland hebben zelfs een hele wijk naar deze mannen vernoemd.
In deze Zeeheldenbuurten vind je straten, lanen en plantsoenen die hun naam dragen. Van alle Nederlandse zeehelden is Michiel de Ruyter zeker de beroemdste.
In de Nieuwe Kerk in Amsterdam bouwden ze een prachtig grafmonument voor hem. Die moet je zeker is gaan bezoeken als je in Amsterdam bent!
Aanboord
Michiel Adriaanszoon de Ruyter werd geboren in Vlissingen. Hij was 11 jaar oud toen hij voor het eerst ging werken aan boord van een schip. Op school stil zitten was gewoon niks voor hem. Hij hield het er niet uit.
Hij was honds brutaal en voor niets of niemand bang. Maar hij was niet lui en wilde alles weten. Hoe je knopen maakte, de koers uitzette, hoe je zeilen reefde. Hij leerde snel en binnen een paar jaar was hij stuurman geworden. Toen al was hij een echte leider!
Op zee voelde Michiel de Ruyter zich thuis. Hij maakte verre en spannende reizen. Bijvoorbeeld op walvissenjacht. Tijdens één van die reizen, raakten Michiel en andere mensen helemaal ingesloten door het ijs. Ze konden geen kant meer uit. Iedereen dacht dat ze zouden doodvriezen. Maar Michiel de Ruyter wist hun te redden. Al snel werd bekend wat voor een goede zeeman hij was.
Gouden tijden
Toen Michiel de Ruyter een paar jaar als kapitein op zijn eigen schip had gevaren, hield hij ermee op. Hij wilde de zee vaarwel zeggen en rustig van zijn geld gaan genieten. Hij had genoeg verdiend met de handel.
En hij niet alleen! Michiel de Ruyter leefde in de Gouden Eeuw. De tijd van grote welvaart in de Nederlanden. De Nederlanden waren rijk door het drijven van handel. De schepen van de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) vervoerde specerijen over alle wereldzeeën. En daar werd veel geld aan verdiend.
Weer op zee
Sommige landen waren jaloers op het rijke en machtige Nederland. Engeland bijvoorbeeld. Ook Engelse schepen voeren over alle wereldzeeën en dreven handel. De Nederlanders waren concurrenten. En daarom wilde Engeland de macht van Nederland op zee breken. En dat werd oorlog. Het slagveld werd de zee.
Michiel de Ruyter werd beleefd, doch dringend verzocht om mee te vechten. Ze hadden hem nodig. De hoge heren in Den Haag wisten inmiddels wel wat voor een goede zeeman hij was. Michiel de Ruyter had er helemaal geen zin in, maar hij deed wat hij moest doen: zijn vaderland verdedigen. Dat beschouwde hij als zijn plicht.
Een ongelijke strijd
De strijd tegen Engeland was een ongelijke strijd. De Engelse schepen hadden veel grotere schepen, met veel grotere kanonnen. En toch wist Michiel de Ruyter zo af en toe een slag te winnen. Dat kwam alleen maar door zijn stuurmanskunst. Als het moeilijk was dan was hij op z'n best. Dan genoot hij.
Admiraal de Ruyter
De oorlog verliep slecht voor Nederland. Er moest iets gebeuren. De hoge heren van Den Haag vroegen Michiel de Ruyter of hij de hele Nederlandse vloot wilde aanvoeren. Of hij admiraal wilde worden. Een admiraal is de hoogste baas van de Nederlandse vloot.
Michiel de Ruyter deed het alleen op zijn voorwaarden. Hij vond dat er betere en snellere schepen moesten komen. Ook wilde hij dat de bemanning getraind werd in oorlogsvoering.
Vanaf die dag werd alles anders. De schepen vielen niet meer alleen, op eigen houtje aan. Maar alle schepen te samen vielen als één man aan. Dan waren ze sterker.
Ook leerden de schepen in linie varen: alle schepen achter elkaar. Zo konden ze de vijand beter raken. En Michiel de Ruyter liet de bemanning trainen in oorlogsvoering. Op die manier waren ze voorbereid op de oorlog en wisten ze wat ze te doen stond.De Vierdaagse Zeeslag
Tijdens de Vierdaagse Zeeslag werd het menens. Zevenduizend mensen vonden de dood en duizenden raakten gewond. Zo'n zeeslag is net een hel. Je ziet geen hand voor ogen door de kruitdamp. Het lawaai is oorverdovend. Overal hoor je het gekreun en gejammer van gewonde mensen.
We weten hoe zo'n zeeslag eruit zag omdat er schilderijen van zijn gemaakt. Moet jij je eens voorstellen: als er gevochten werd op zee, zat zo'n schilder er gewoon bij. In een klein bootje, op een afstandje. Hij tekende wat hij zag gebeuren. En als hij weer veilig thuis was, maakte hij er in zijn atelier een schilderij van.Deze schilders waren dus een soort oorlogsverslaggevers. En met behulp van van zo'n schilderij bouwen ze nu het schip van de Ruyter, De 7 Provinciën, na. Je kunt het gaan bekijken in Lelystad. Op de Bataviawerf.
Chattam en de Royal Charles
Zijn grootste succes had Michiel de Ruyter bij Chattam. Dat is een plaats in de buurt van Londen. Daar lag de Engelse vloot in de rivier Thames. Veilig in de haven... Tenminste dat dachten de Engelsen.
Michiel de Ruyter voer uit met een paar schepen en voerde gewoon de Thames op. De Engelsen wisten niet wat ze overkwam. De Nederlanders schoten bijna de hele Engelse vloot aan flarden. En bijna alle schepen zonken.
En het mooiste schip, de Royal Charles, genoemd naar de Engelse koning, namen ze mee als buit. De achterkant van het schip, de spiegel, kun je nu nog zien in het Rijksmuseum in Amsterdam.
Zijn laatste reis
De laatste reis van Michiel de Ruyter werd een drama. Hij moest naar de Middellandse Zee om te vechten tegen de Franse. Tijdens een gevecht met de Fransen werd hij geraakt. Zijn rechterbeen werd verbrijzeld en zijn linkervoet werd er afgeschoten. Een week later was hij dood. In de Nieuwe Kerk in Amsterdam bouwden ze een prachtig grafmonument voor hem.
Het was koud die dag dat Michiel de Ruyter begraven werd. Er stond een straffe noordwestenwind. De Dam in Amsterdam zag zwart van de mensen. Ze wilden allemaal afscheidnemen. Hij was dood, Michiel de Ruyter, admiraal, de schrik van de oceanen.
Wist je dat?
- Het verhaal gaat dat Michiel de Ruyter als jongen al een durfal was. Hij beklom toen hij tien jaar was de toren van de Grote Kerk in Vlissingen. Wilde hij de zee zien? In ieder geval wilde hij vroeg naar zee. Michiel was elf toen hij zich op een schip aanmonsterde. Zijn eerste baantje werd hoogbootsmanjongen.
- Michiel de Ruyter werkte zich op van kajuitsjongen naar schipper, kapitein en scheepseigenaar. In al die banen leerde hij veel over zeemanschap en stuurmanskunst.
- Op een van zijn eerste reizen moest Michiel voor de kust van Spanje tegen kapers vechten. Hij werd gewond en gevangen genomen. Michiel werd aan land gezet en met twee kameraden lukte het hem om lopend, dwars door Frankrijk, weer naar huis te komen.
- Admiraal Michiel de Ruyter was in zijn tijd net zo populair als een stervoetballer nu. Andere bekende zeehelden uit die tijd waren Maarten Harpertszoon Tromp en Piet Hein.
- De belangrijkste mensen op een vloot kwamen meestal uit goede families. De admiraal van een vloot uit Napels (Italië) was bijvoorbeeld een zoon van een hertog. Toch was die admiraal nog maar 13 jaar oud.
- De vader van Michiel de Ruyter was bierdrager in Vlissingen.
- Koopvaardijschepen werden regelmatig door kapers aangevallen. Het ging hen natuurlijk om de lading van deze schepen. Ze enterden de schepen en sprongen aan boord. Michiel wilde dit voorkomen. Hij smeerde het dek van zijn schip in met boter. De aanvallers gleden uit en waren machteloos.
- In 1651 namen de Engelsen de Scheepvaartwet aan. Daarin stond dat alleen de Engelse schepen spullen naar Engeland mochten vervoeren. In Nederland waren ze daar erg kwaad over. Nederlandse schepen werden in die tijd niet voor niets de “vrachtvaarders van Europa” genoemd. Het werd oorlog. De Eerste Engelse Oorlog noemen wij die.
- Michiel de Ruyter is zijn hele leven Zeeuws blijven spreken.
- De Nederlandse vloot stak in de Tweede Engelse Oorlog onder leiding van de Ruyter de Noordzee over en voer de rivier de Thames bij Londen op. Daar lagen Engelse oorlogsschepen. Die werden veroverd en in brand gestoken. Maar één prijs werd in triomf mee naar huis genomen: Het Engelse admiraalsschip The Royal Charles, de koninklijke Karek, het schip dat naar de Engelse koning was genoemd. De Royal Charles is later gesloopt, maar het mooiste stuk is nog steeds te zien in het Rijksmuseum te Amsterdam.
- Er zijn drie Engelse Oorlogen geweest.
- De Ruyter sneuvelde aan zijn verwondingen in een zeegevecht bij de Etna (bij het Italiaanse eiland Sicilië).
- Op het praalgraf van Michiel de Ruyter staat in marmer een Latijnse tekst geschreven, die in het Nederlands betekent: Hij blinkt in onbezoedelde eer.
- Oorlogsschepen hadden meer manschappen nodig dan koopvaardijschepen. Dat was nodig om de kanonnen tijdens de gevechten te bedienen.
- Onder de zeelieden aan boord van de Nederlandse schepen waren ook Duitsers en Scandinaviërs.
- Het marmeren praalgrarf van De Ruyter is gemaakt door Rombout verhulst. Hiij beeldhouwde de stervende De Ruyter nadat hij in het gevecht met een Frans schip gewond was geraakt.
- Toen de Ruyter sneuvelde, was hij negenenzestig jaar oud. Achtenvijfitg jaar had hij op zee gediend en in meer dan vijftig zeeslagen gevochten en in acht belangrijke gevechten het opperbevelhebberschap gevoerd.
- Als De Ruyter er was geweest zou de Nederlandse vloot in 1672 en 1673 geheel overmeesterd zijn door de Engelse vloot.
- Het geheim van De Ruyter: hij kon zichzelf beheersen en hij was voorzichtig, dacht goed na voordat hij iets ging doen en hij was niet bang. Als het moest, kon hij hard toeslaan.
- Het vlaggenschip van admiraal De Ruyter heette De Zeven Provinciën, zoals ons land toen heette. In Lelystad, de Bataviawerf, wordt de Zeven Provinciën opnieuw opgebouwd. Je kunt een bezoek brengen aan de Bataviawerf.
- Regelmatig zijn er postzegels uitgebracht met een portret van Michiel de Ruyter op van zijn schip De Zeven Provinciën.
- HOOFDSTUK 4
-
Rembrandt
Toeristen uit de hele wereld komen naar het Rijksmuseum in Amsterdam, speciaal voor één schilderij: De Nachtwacht van Rembrandt. Waarom is dit schilderij zo bijzonder én waarom werd Rembrandt zo'n beroemde schilder? Rembrandt Harmenszoon van Rijn wordt in 1606 geboren in Leiden, in een gezin van negen kinderen. Zijn vader is molenaar. Al snel blijkt dat Rembrandt goed kan tekenen. Op zijn veertiende gaat hij in de leer bij een meesterschilder. Rembrandt begint als hulpje: kwasten binden, verf maken. En tekenen, heel veel tekenen. Pas later mag hij gaan schilderen.
Echte mensen
Rembrandt vindt het heel belangrijk om èchte mensen uit te beelden. Mensen die bezig zijn met dagelijkse dingen in het huis of hun werk. Hij vind het ook een uitdaging echte gezichtsuitdrukkingen te schilderen, iemand die boos is, of blij of iemand die nadenkt.
En als hij geen model kan vinden, dan oefent Rembrandt op zichzelf voor de spiegel. Hoe ziet iemand eruit als hij boos is, verdrietig of verbaasd? Al die verschillende rollen speelt Rembrandt voor de spiegel. Heel precies tekent hij de uitdrukking van de ogen, de mond.
En al die verschillende gezichten gebruikt hij weer in zijn schilderijen. Het gaat hem goed af. Al gauw begint Rembrandt een eigen schildersbedrijf, samen met zijn vriend Jan Lievens.
Eerste succes
In Leiden heeft hij het naar zijn zin maar hij wil graag naar de grote stad Amsterdam. Daar wonen veel rijke kooplieden. Om hun huizen te versieren laten ze veel schilderijen maken. Veel kans op werk dus voor de jonge Rembrandt. Hij gaat erheen en krijgt er zijn eigen atelier. Hij schildert en tekent voor zichzelf en hij geeft les.
Het schilderij 'De Anatomische les' is zijn eerste grote opdracht. Hij krijgt die van de artsenvereniging. Op het schilderij zie je een aantal artsen rond een dood mens dat wordt opengesneden. Dat deden ze om te leren hoe het menselijk lichaam er van binnen uitziet.
De meeste schilders van toen zouden er een keurig portret van gemaakt hebben. Rembrandt niet. Die laat een groepje mensen zien die heel ingespannen met iets bezig zijn. Het lijkt bijna een actie-foto, alsof je er zelf bij bent. Het is iets heel nieuws en het valt goed in de smaak. Vanaf dit moment stromen de opdrachten binnen.
Rembrandt ontmoet Saskia van Uylenburgh, het nichtje van zijn vriend Hendrick. Ze trouwen en gaan wonen in een prachtig huis aan de St. Anthoniebreestraat in Amsterdam. Het gaat hem goed en hij is gelukkig.
Schutterstuk
Een volgende grote opdracht is de 'De Nachtwacht'. Rembrandt maakt er weer een bijzonder schilderij van.
Geen stijf portret maar mannen in actie!
Een kapitein geeft zijn mannen bevel om te vertrekken...
De vastberaden schutters laden hun geweer...
Maar andere schutters zijn opgewonden met elkaar aan het praten...
En eentje begint van zenuwachtigheid alvast te schieten...Wat is het geheim van Rembrandt?
Het geheim van Rembrandt is zijn manier van kijken naar mensen en dingen. Hij maakt het zich niet gemakkelijk. Hij vraagt zich steeds af: Hoe breng ik iemand in beeld? Is hij moe of diep in gedachten? En hoe laat je dat zien? Rembrandt is altijd zoekende, hij kijkt heel goed naar alles om zich heen.
In het atelier met zijn leerlingen, maar ook op straat en thuis maakt hij kleine schetsjes. Vaak tekent hij bijvoorbeeld zijn vrouw Saskia.
Verdrietige tijden
Rembrandt en Saskia krijgen vier kinderen maar ze sterven allemaal bijna direct na de geboorte, alleen de jongste, het jongetje Titus blijft leven. Ze zijn daar heel blij mee, totdat Saskia een paar maanden na de geboorte van Titus sterft. Ze is pas 29 jaar oud.
Voor de verzorging van de kleine Titus en het huishouden neemt Rembrandt de vrouw Geertje Dirckx in dienst. Na een tijdje krijgen ze een relatie met elkaar die uiteindelijk in ruzie eindigt.
Met de opvolgster van Geertje, Hendrickje Stoffels begint Rembrandt ook een relatie. Ze krijgen zelfs een kind, dat Cornelia wordt genoemd, hetzelfde als Rembrandts moeder. Maar in die tijd was samenleven zonder getrouwd te zijn een grote zonde, zelfs de kerk bemoeit zich ermee.
Het gaat allemaal steeds slechter. Hij leeft in die tijd boven zijn stand, hij geeft te veel geld uit en de mensen roddelen over zijn leven met Hendrickje en Cornelia. Ze moeten kleiner gaan wonen en Hendrickje begint samen met Titus een kunsthandel om wat brood op de plank te krijgen.
Failliet
In deze tijd verandert de schilderstijl van Rembrandt. Hij schilderde vroeger met een fijn penseel, heel precies. Nu werkt hij met veel bredere kwasten, grove vegen, grotere gebaren. Hij maakt zijn voorstellingen steeds eenvoudiger, met minder details.
De mensen vinden dat maar niks, ze vinden dat slordig. Hij krijgt steeds minder opdrachten, maar hij blijft doorgaan met teveel geld uitgeven. En dan gaat het mis. Rembrandt gaat failliet. Hij moet zijn huis verkopen. Zijn schilderijen, zijn meubels, alles wordt in beslag genomen. Wat overblijft: een paar stoelen en zijn schilderspullen.
In 1669 sterft Rembrandt als een arm en eenzaam man. Hendrickje en Titus waren al eerder doodgegaan aan de pest. Hij wordt begraven in de Westerkerk in Amsterdam, maar niemand weet precies waar. Hij heeft geen grafmonument gekregen.
Wist je dat?
'De Nachtwacht' is niet de echte naam van het wereldberoemde schilderij van Rembrandt. Het heet eigenlijk: 'De compagnie van kapitein Frans Banning Cocq en luitenant Willem van Ruytenburgh maakt zich gereed om uit te marcheren'. Maar omdat het schilderij zo donker was -en steeds donkerder werd door het vernis- werd het al snel 'De Nachtwacht' genoemd. En dat is ook wat korter dan de echte naam!
HOOFDSTUK 5
Hugo de Groot in de boekenkist
Dit is het verhaal van Hugo de Groot en zijn ontsnapping uit slot Loevestein. Wie was Hugo de Groot? In wat voor tijd leefde hij? Waarom zat hij gevangen in slot Loevestein? En hoe is hij ontsnapt?
Hugo de Groot werd op 10 april 1583 geboren in Delft. Zijn vader was daar burgemeester. Hugo was een wonderkind. Toen hij 8 jaar was maakte hij gedichten in het Latijn. Dat is natuurlijk heel bijzonder als je nog zo jong bent.
Knappe kop
Toen Hugo 11 jaar was ging hij al studeren aan de universiteit van Leiden. Daarna ging hij verder studeren in Frankrijk. Hugo werd geleerde en kreeg al op jonge leeftijd belangrijke banen. Daarnaast dacht hij veel na en schreef daar boeken over. Hij dacht bijvoorbeeld veel na over oorlog en vrede: waarom voeren landen oorlog en mogen ze dat wel doen?
De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
Hugo leefde in een roerige tijd. De 17 Nederlandse provincies vielen onder het gezag van de Spaanse koning Filips de Tweede. Dat vonden de Nederlanders maar niks en daarom kwamen ze in opstand. Dat leverde een oorlog op die wel 80 jaar duurde! De Tachtigjarige oorlog (1568-1648). Tijdens die oorlog ontstond de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Zeven provincies die zich verenigden, want samen sta je sterker dan alleen.
Aan het hoofd daarvan stond een groep bestuurders: de regenten en stadhouders. In die tijd was Johan van Oldenbarnevelt een belangrijke man in de Republiek. Een van de stadhouders in die tijd was prins Maurits, de zoon van Willem van Oranje.
Maurits was niet alleen stadhouder, hij was ook opperbevelhebber van het leger. En dat deed hij heel goed. Hij haalde overwinning na overwinning. Toen werd er een wapenstilstand met de Spanjaarden gesloten: het Twaalfjarig Bestand (1609-1621). Eindelijk kon er weer handel worden gedreven, geld worden verdiend!
Johan van Oldenbarnevelt was daar erg voor. Maar Maurits was het helemaal niet mee eens! De oorlog leverde hem juist zoveel op: roem, macht en geld. De twee kregen een fikse ruzie! Wat het allemaal nog erger maakte is dat ze ook nog ruzie kregen over godsdienstige zaken. Het hele land ging zich ermee bemoeien, de geleerden, de bestuurders en het gewone volk. Het werd eigenlijk een strijd om de macht: wie was de baas? Maurits of van Oldenbarnevelt?
Van Oldenbarnevelt onthoofd
Hugo de Groot had veel samengewerkt met Johan van Oldenbarnevelt. Hij had niet zoveel zin om in dit geruzie betrokken te raken maar koos toch partij voor hem. Daarom werd Maurits ook boos op Hugo. In augustus 1618 won Maurits de strijd om de macht. Johan van Oldenbarnevelt en Hugo de Groot werden gearresteerd!
Van Oldenbarnevelt werd zelfs ter dood veroordeeld, hij werd onthoofd op het Binnenhof in Den Haag. Hugo had meer geluk, hij werd veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf. In 1619 werd hij gevangen gezet op slot Loevestein, het kasteel in de buurt van Gorkum aan de rivier de Waal.
De Ontsnapping
Hugo had het niet heel erg slecht in Loevestein, zijn vrouw Maria van Reigersberch mocht bij hem wonen en hij kon er studeren en boeken schrijven. Regelmatig werd er een kist boeken bij hem bezorgd en weer opgehaald.
Toch ging het niet erg goed met hem, hij was vaak ziek. Zijn vrouw Maria bedacht het plan om Hugo in de boekenkist het kasteel uit te smokkelen. Eerst moest Hugo oefenen om minstens twee uur lang doodstil in de boekenkist te kunnen blijven. Toen hem dat lukte was de tijd rijp voor de ontsnapping.
Op 22 maart 1621 was er een jaarmarkt in Gorkum. Daardoor was het kasteel iets minder goed bewaakt dan anders. De baas van de gevangenis was aan het feesten in de stad! Maria legde een stapel boeken in Hugo?s bed zodat het leek of hij weer ziek was en Hugo kroop in de kist. De soldaten vonden de kist dit keer wel erg zwaar maar namen hem toch mee. De kist werd zoals altijd afgeleverd bij vrienden in Gorkum en die waren natuurlijk heel verbaasd dat Hugo eruit kwam! Vermomd als metselaar vertrok Hugo naar Frankrijk.'Door veel te begrijpen. heb ik niks bereikt'
Hugo wilde na de dood van Maurits graag terug naar Holland maar dat mocht niet, er waren nog te veel mensen boos op hem. Hij bleef dus in Parijs wonen en werkte daar o.a. voor de Zweedse regering. Die wilde dat Hugo in 1644 in Stockholm kwam wonen, hij ging er samen met zijn vrouw Maria naar toe maar het beviel hun daar niet.
Per schip vertrokken ze naar de Duitse stad Lubeck maar door een hevige storm verging het schip. Gelukkig wisten ze wel de vaste wal te bereiken, maar het avontuur is Hugo niet in de koude kleren gaan zitten. Hij was zo uitgeput dat hij op 28 augustus 1645 overleed.
Men zegt dat zijn laatste woorden waren: 'Door veel te begrijpen, heb ik niets bereikt'.
Wat denk jij, wat zou hij daarmee bedoeld hebben?Wist je dat?
- Het beroemdste boek van Hugo heette 'Over het recht van oorlog en vrede'. Daarin schreef hij dat landen alleen het recht hebben om oorlog te voeren als zij het eigen land verdedigden. Zijn boek is in wel 24 talen vertaald en het wordt nu nog steeds herdrukt en bestudeerd!
- Op kasteel Loevestein kun je de kist nog zien waarin Hugo de Groot is ontsnapt. Maar in het Rijksmuseum in Amsterdam en in museum het Prinshof in Delft en in nog zeven andere musea staat ook de kist van Hugo de Groot!
- Hugo de Groot is in het buitenland gestorven. Zijn lichaam is begraven in de Nieuwe Kerk te Delft. Dezelfde kerk waarin ook prins Maurits en alle Oranjes liggen begraven. Hugo de Groot kreeg een mooi praalgraf. En een mooi standbeeld dat op de Grote Markt in Delft staat
- HOOFDSTUK 6
-
Slag bij Nieuwpoort
Iedereen kent dit jaartal: 1600. In dat jaar was de slag bij Nieuwpoort. Maar wat gebeurde er eigenlijk precies tijdens deze slag?
Omstreeks 1600 was koning Filips II, van Spanje, ook de baas over de Nederlandse provincies. Maar hij had het heel moeilijk. De Nederlanders waren in opstand gekomen. Er werd gevochten tussen de Nederlanders en de Spaanse soldaten.
Na jaren vechten was het noorden van Nederland ( Holland, Zeeland, Utrecht, Gelderland, de ommelanden van Groningen, Drenthe en Overijssel) in handen van de opstandelingen. De Zuidelijke Nederlanden ( de andere gewesten) waren in handen van de Spanjaarden. Maar beide partijen wilden doorvechten.
Nieuwpoort en Duinkerken
Maurits, de zoon van Willem van Oranje en een belangrijk legeraanvoerder van de Noordelijke Nederlanden, kreeg de opdracht om twee havensteden in de Zuidelijke Nederlanden te veroveren: Nieuwpoort en Duinkerken.
Er woonden daar veel kapers die de zee onveilig maakten. Ze overvielen de Noord- Nederlandse schepen. Als die steden in handen kwamen van de Noordelijke Nederlanden waren ze mooi van die kapers af. Bovendien zouden de Spanjaarden daar dan helemaal afgesloten zijn van de zee!
In juni 1600 ging de grootscheepse actie van start. Bij Vlissingen verzamelden zich 1300 schepen met 13.000 man voetvolk en 3000 ruiters. Maurits en zijn leger gingen op weg.
Maurits
Maurits was niet zomaar een legeraanvoerder. Hij had al veel overwinningen behaald. Hij had lang nagedacht over zijn manier van oorlog voeren en had daarvoor de Romeinse tijd bestudeerd: hoe vochten Romeinse legers, hoe marcheerden Romeinse soldaten en welke bevelen kregen ze.
Maurits zorgde goed voor zijn soldaten: hij betaalde regelmatig hun loon uit en hij leerde hen het vak ´soldaat´. Daarom waren de soldaten in het leger van Maurits veel gehoorzamer dan in andere legers. Die gingen nogal eens plunderen en de beest uithangen.
De soldaten van Maurits niet. Die waren gedisciplineerd. Een soldaat die zich slecht gedroeg kreeg straf. Een groot leger commanderen is niet eenvoudig. Maar Maurits liet hen in kleinere groepen vechten. Op hetzelfde commando moesten de soldaten dezelfde beweging maken: linksom, rechtsom, omdraaien, allemaal tegelijk.
Piekeniers
In het leger van prins Maurits waren een paar hoofdgroepen: piekeniers en musketiers. De piekeniers droegen een lange houten piek van ongeveer zes meter en een degen. Om zijn lichaam te beschermen droeg hij een stormhoed en een borstharnas. De piek was best zwaar. Piekeniers waren dus lange, sterke kerels. Ze waren opgesteld in een vierkant. Met hun pieken vingen ze de vijandelijke soldaten te paard op: alle pieken gingen dan recht naar voren.
Musketiers
Links en rechts van de piekeniers stonden musketiers. De musketier was bewapend met een vuurwapen, de musket. Bij het richten moest de loop worden ondersteund door een stok met een vork aan het eind. Daarop lag de musket. De musket werd van voren geladen: eerst kruit en dan de kogel door de loop. Met een laadstok werd de kogel op het kruit gedrukt. Als hij wilde vuren, dan ontstak hij door middel van een lont dit kruit, dat ontplofte, en de kogel schoot door de loop weg.
Dit duurde allemaal best lang, ongeveer twee minuten per schot. Om de snelheid van de musketten te verhogen, ging na het schieten de voorste rij naar achteren, om te herladen. De volgende rij deed een paar stappen naar voren en vuurde dan. Deze manier van oorlog voeren was nieuw in Europa.
Opmars
Het zat Maurits aan het begin van de opmars naar Nieuwpoort niet mee. Door het slechte weer op zee, moesten de troepen eerder aan wal. Ze moesten heel ver lopen voordat ze bij Nieuwpoort waren. Ze kenden de weg niet, dus liepen ze steeds verkeerd. Zo duurde de opmars langer dan verwacht.
Het was de bedoeling om een verrassingsaanval uit te voeren. Maar de grote groep soldaten kon natuurlijk niet geheim blijven. De Spanjaarden kregen lucht van het naderende leger. Ze brachten snel hun troepen op orde en trokken op!
Eerste ontmoeting
Bij de rivier de IJzer was de eerste ontmoeting. Het was een ongelijke strijd. Het leger van Maurits stond met 1800 man tegenover een Spaans leger van 3000 soldaten! Het leger van de prins vluchtte weg, het strand op. Maar daar was geen beschutting. Veel soldaten overleefden dit niet. De Spanjaarden wonnen deze slag. Dat beloofde niet veel goeds!
De Slag bij Nieuwpoort
Maurits besloot met de rest van zijn leger naar de duinen te trekken en zich klaar te maken voor het vervolg van de strijd. Het leger was nog bezig zich te installeren of daar kwamen de Spanjaarden al. Het werd een bloedige strijd. Er werd hard gevochten.
Eerst leken de Spanjaarden opnieuw sterker te zijn maar Maurits was slim. Hij hield een groep ruiters achter als reserve. Op het moment dat het leger van Maurits verslagen leek, zette hij zijn reserveruiters in. Dat gaf de doorslag! De Spanjaarden verloren en Maurits won de slag bij Nieuwpoort.
Wist je dat?
- De slag bij Nieuwpoort duurde niet langer dan 4 uur.
- Alle oorlogsschepen van Maurits bij elkaar vormde een lange rij van 16 kilometer.
- De slag bij Nieuwpoort werd gewonnen en verloren tegelijk. Maurits won wel de slag, maar Nieuwpoort zelf bleef in handen van de Spanjaarden.
- Het verhaal gaat dat Oldenbarnevelt, een belangrijk bestuurder in Holland, een klap in zijn gezicht kreeg van Maurits, toen hij hem feliciteerde met de overwinning. Maurits was helemaal niet tevreden. Nieuwpoort was immers nog in handen van de Spanjaarden.
- Maurits is heel beroemd geworden door de slag bij Nieuwpoort. Zijn leger gold in heel Europa als een voorbeeld voor anderen. Overal vandaan kwam men kijken wat zijn geheim was, hoe hij zijn soldaten liet marcheren en hoe hij zijn manschappen organiseerde.
- Maurits speelde met loden speelgoedsoldaatjes veldslagen na. Zo probeerde hij in te schatten of zijn aanvalsplan haalbaar zou zijn.
- HOOFDSTUK 7
-
Spinoza
Spinoza is een beroemde filosoof, een van de belangrijkste van Nederland. Een filosoof is een man of vrouw die wijze dingen bedenkt. Spinoza was zo wijs, dat de boeken met zijn ideëen nu nog gelezen worden. En dat terwijl hij ze 400 jaar geleden al geschreven heeft!
Bij het licht van een kaars schrijft Spinoza zijn boeken. Hij kan er alleen geen geld mee verdienen.
Niemand durft zijn boeken te drukkken of uit te geven. Veel te gevaarlijk. Dan kom je waarschijnlijk direct in de gevangenis terecht! Daarom slijpt hij overdag lenzen. Die zijn goed te gebruiken in microscopen en brillen.
Als hij aan het slijpen is, kan Spinoza ook nadenken. Over de vragen die hij heeft. Zoals: wie is God? Wat is een mens? Echt vragen waar een filosoof over nadenkt.
Antwoorden op vragen
Maar Spinoza is natuurlijk niet beroemd geworden om zijn vragen, juist om de antwoorden die hij gaf! Vaak gaat hij naar buiten, de natuur in. Na heel lang nadenken bedenkt hij dit: Ik loop in de natuur. Ik ben zelf een stukje natuur. De bomen leven. Ik leef. En god? Staat die daarbuiten? Heeft die de natuur en de mens geschapen? Nee, God hoort daar bij. God is eigenlijk hetzelfde als de natuur en wij mensen zijn eigenlijk een stukje van God.
Recht op je eigen mening
Spinoza weet heel goed dat hij daar moeilijk over kan praten, of boeken over schrijven. De mensen om hem heen denken namelijk heel anders dan hij. En als hij deze ideeen aan hen zou vertellen, zouden ze woedend op hem worden! Toch vindt Spinoza dat hij recht heeft op zijn mening. Volgens hem heeft iedereen recht op een eigen mening.
Naar Amsterdam
Spinoza is eigenlijk heel modern. Hij is zijn tijd ver vooruit. Spinoza gaat in Amsterdam wonen. Daar heeft hij veel vrijheid. Hij hoeft daar niet bang te zijn om opgepakt te worden, om wat hij denkt. In Amsterdam hoor je wel vaker verschillende mneingen, want er wonen dan veel buitenlanders. Spinoza is zelf ook een buitenlander. Zijn ouders waren Joden die uit Portugal naar Nederland waren gekomen.
Een belangrijke filosoof
Spinoza wordt ziek, en gaat jong dood. Pas na zijn dood worden zijn belangrijkste boeken uitgegeven. En nu? Nu eren wij Spinoza als een belangrijke filosoof. Er is een postzegel uitgebracht met zijn portret. Zijn gezicht heeft ook op een bankbiljet van 1000 gulden gestaan.En er staat een groot modern beeld van Spinoza op het Waterlooplein in Amsterdam.
En kinderen doen gewoon wat Spinoza wilde: Hou het verdriet verre en richt je op het blije. Je kunt nooit blij genoeg zijn. Het is eigenlijk helemaal niet zo moeilijk om filosoof te zijn. Tenminste...als je spinoza leest.
HOOFDSTUK 8
Amsterdam die grote stad
Uit de hele wereld komen toeristen naar Amsterdam. Zij bezoeken de musea, lopen langs de grachten, gaan winkelen in de Kalverstraat en drinken of eten wat in de vele cafés en restaurants. Ze vinden Amsterdam heel mooi. Er is ook heel veel geschiedenis te zien en te beleven. De geschiedenis van Amsterdam, gewoon op straat! Loop je mee?
Amstelredamme
Amsterdam ontstond ongeveer achthonderd jaar geleden op de plek waar de rivier de Amstel uitmondt in het IJ. Het lage land liep regelmatig onder water. Het was er dus erg drassig.
De mensen die er woonden probeerden daar wat tegen te doen. Daarom bouwden ze rond 1200 dijken langs het IJ. En ze legden een dam aan in de rivier de Amstel. Het dorpje aan de Amstel heette daarom Amstelredamme. Later veranderde de naam in Amsterdam.
De handel bloeit
Amsterdam groeide snel. Rond 1200 was er veel handel tussen het noorden van Duitsland en Vlaanderen (nu een deel van België). Dat gebeurde met schepen. Die schepen waren niet zo groot, en de Noordzee kon soms behoorlijk woest zijn. Het kon er zwaar stormen. Daarom zeilden de zeelieden liever vanuit Duitsland de Zuiderzee op, in plaats van over de Noordzee te varen. Daarna zakten ze binnendoor, over de rivieren in Holland, zoals de Amstel, af naar Vlaanderen.
De schippers moesten bij de dam in Amsterdam hun handelsgoederen overladen in een ander schip aan de andere kant van de dam. Sommige goederen werden voor een tijdje opgeslagen in een pakhuis en soms al in Amsterdam verkocht aan handelaars. Die betaalden er een goede prijs voor en verkochten de goederen zelf weer door. Amsterdam werd een handelsstad.
Pakhuizen
In de zeventiende eeuw (1600 tot 1700) was Amsterdam de stapelmarkt van de wereld geworden. Dat betekent dat bijna alle goederen die in de wereld werden verhandeld, in Amsterdam lagen opgeslagen. Eerst nog op de zolders van de woningen van de koopmannen, maar al snel werden die te klein. Er werden speciale pakhuizen gebouwd.
Veel van die pakhuizen staan er nog. Met platte schuiten werd het graan, kaas, zout, bier, hout, glas, kruiden, wol en vele andere goederen vanaf de grote zeeschepen in de haven naar die pakhuizen vervoerd. Elk pakhuis had boven aan de gevel een hijsbalk waarmee de goederen naar boven werden gehesen, door de opengeslagen luiken naar binnen.
Op palen
Het bekende rijmpje over Amsterdam begint met: 'Amsterdam die grote stad, is gebouwd op palen.' Die palen zijn hard nodig. Anders zouden alle gebouwen in Amsterdam wegzakken in de drassige bodem.
Hoe drassig en zacht de bodem is, merk je goed als er een vrachtwagen voorbijrijdt. Alles trilt dan. De palen onder de gebouwen zijn zo lang dat ze een stevige grondlaag bereiken. Daar staan ze stevig op. En het gebouw erboven dus ook.
De Grachtengordel
De handel bracht Amsterdam welvaart en voorspoed. De stad groeide razendsnel. De middeleeuwse stad, binnen de stadsmuren, werd veel te klein. Daarom werden in de zeventiende eeuw om de oude binnenstad nieuwe stadswijken aangelegd. In een halve cirkel liggen drie lange grachten naast elkaar. Van binnen naar buiten zijn dat de Herengracht, de Keizersgracht en de Prinsengracht.
Aan al die grachten werden nieuwe huizen gebouwd. Samen wordt het ook wel de grachtengordel genoemd. Rijke kooplieden lieten er prachtige herenhuizen met mooie gevels bouwen.
een stadhuis op de Dam
In de tijd dat de grachtengordel werd aangelegd bouwden de Amsterdammers ook een gigantisch stadhuis. Zo´n groot stadhuis was er nog nergens in Europa eerder gebouwd. De Amsterdammers vonden dat ze wel zo´n groot stad huis hadden verdiend. Amsterdam was op dat moment namelijk de belangrijkste handelsstad van Europa. Elke dag kwam er handelswaar vanuit de hele wereld naar Amsterdam toe en daar werd veel geld mee verdiend. De bouw van het stadhuis kostte 8,5 miljoen gulden, een enorm bedrag in die tijd. En toen het af was noemde de Amsterdammers hun mooie stadhuis het achtste wereldwonder!
Centraal Station
Rond 1900 kreeg Amsterdam een groot station. Het is ontworpen door een van de beroemdste architecten uit die tijd: P.J.H.Cuypers. Hij heeft ook het Rijksmuseum in Amsterdam ontworpen. Binnen en buiten is het station mooi versierd met muurschilderingen en beeldhouwwerk.
Het station staat precies op de plaats waar de rivier de Amstel in het IJ uitmondt. Toen het station er nog niet stond, konden de mensen vanaf de Dam nog naar de schepen in de haven kijken. Nu kan dat niet meer. Veel Amsterdammers vinden dat nog steeds erg jammer.
Stadsuitbreiding
Rond 1920 werd de luchthaven Schiphol aangelegd, vlakbij Amsterdam. Het vliegveld gaf veel mensen werk. Deze mensen gingen vaak in Amsterdam wonen Er werden weer nieuwe wijken bijgebouwd. In sommige wijken stonden de woningen dicht op elkaar. In andere wijken kwamen veel bomen en struiken. In 1940 telde Amsterdam ruim 750.000 inwoners.
Na de tweede wereldoorlog kwamen de grote flats. Hoog, breed en met gallerijen. Daarin konden veel mensen in wonen. Er wordt nog steeds volop gebouwd in Amsterdam. Het allernieuwste project is IJburg. Op verschillende aangelegde eilanden in het IJ worden nieuwe huizen gebouwd.
Wist je dat?
- Rond 1205 stond er in Amsterdam een kasteel. Men weet nog steeds niet waar. Er worden opgravingen naar gedaan.
- In 1421 en in 1452 woedden er grote branden in Amsterdam. Na de tweede brand werd het verplicht om baksteen en dakpannen te gebruiken bij nieuwe huizen. Houten huizen werden verboden.
- In de 17e eeuw woonden en werkten er veel schilders en architecten in Amsterdam, die nu heel beroemd zijn.
- HOOFDSTUK 8
-
Buitenhuizen
Aan de rivier de Vecht, tussen Amsterdam en Utrecht, zie je deze mooie, statige huizen staan. De één nog groter en mooier dan de andere. Sommige lijken wel paleizen. Vroeger waren dit de buitenhuizen van steenrijke kooplui. Ze zijn zo rijk geworden van de handel.
Dat is in de Gouden Eeuw, zo'n vierhonderd jaar geleden. Zo oud zijn deze huizen dus. Wonen en werken doen de rijke kooplui in hun handelsstad Amsterdam. Ze wonen in grote panden aan de Amsterdamse grachten. Daar staan ook de pakhuizen, waar hun koopwaar wordt opgeslagen. Het is er een drukte van belang.
Rust
Maar ook de rijke kooplui willen wel eens rust, weg van het drukke stadsleven. Daarom laten ze hier aan de Vecht een tweede huis bouwen. Op een mooie plek, natuurlijk. Hier kunnen ze genieten van de natuur, de stilte en de rust. Vanuit Amsterdam is het maar een dag reizen met de trekschuit. Ongeveer zeven uur varen en je bent er.
Vooral in de zomer wordt er veel gebruik gemaakt van het buitenhuis. Het hele gezin verhuist mee, met bedienden. En echt alles wordt gaat de trekschuit in: serviesgoed, kleding, boeken, tafels, stoelen.. Niets of niemand wordt achtergelaten. Natuurlijk gaat ook de heer des huizes mee. Maar hij moet wel regelmatig terug naar de stad om zijn werk te doen…handelen, dus.
Gezellige feeste, chique diners en gala's
De kooplui nodigen vaak gasten uit op hun buitenhuis. Vrienden en familie natuurlijk, maar ook schrijvers en kunstenaars. Iedereen is erg onder de indruk van al het moois en geniet met volle teugen. Er zijn gezellige feesten. En 's avonds zijn er chique diners en gala's. Vervelen? Dat is er niet bij.
Om hun buitenhuis laten de kooplui prachtige tuinen aanleggen. Compleet met prieel, fonteinen, kanalen en zelfs doolhoven. Er worden boomgaarden en moestuinen aangelegd. In de vijvers worden vissen uitgezet. Aan alles is gedacht!
Het einde
Er komen steeds meer van zulke buitenhuizen. En ze worden steeds groter, de inrichting en de tuinen steeds luxer en mooier. Net weer iets groter en beter dan de buurman. Heel lang hebben de rijke Amsterdamse kooplieden van hun luxe buitenhuizen kunnen genieten. Maar als het slechter gaat en de welvaart in Nederland afneemt worden de buitenhuizen te duur. Zo'n luxe huis en zo'n grote tuin onderhouden kost natuurlijk erg veel geld en dat is er niet meer. De Amsterdamse kooplui moeten hun buitenhuis verkopen.
Gelukkig worden ze niet afgebroken. Ze zijn er nu nog steeds. In de meeste buitenhuizen wonen nu geen gezinnen meer. Je vindt er kantoren van bedrijven. Sommige buitenhuizen zijn te huur voor een bruiloft of een feest. Als je de buitenhuizen bekijkt kun je je een voorstelling maken hoe rijk de bewoners vroeger waren...ongelooflijk rijk!